Zorg in Regeerakkoord en CPB-analyse

In 2014 wordt de premie voor de zorgverzekeringswet nagenoeg helemaal gefiscaliseerd. Basisverzekering uitsluitend in de vorm van naturapolissen.

Inkomensafhankelijk

Regeerakkoord: “Financiering van zorg wordt in hoofdzaak inkomensafhankelijk. De zorgtoeslag

verdwijnt. Voor 2017 gaan we uit van een nominale premie van 400, daarna blijft de verhouding tussen de nominale en inkomensafhankelijke premie constant. Het bestaande eigen risico wordt budgettair neutraal omgezet in een inkomensafhankelijk eigen risico. De zorgkosten blijven gelijk verdeeld tussen werkgevers en werknemers.

Convenanten met verzekeraars

Regeerakkoord: “Met behulp van convenanten houden we het zorgstelsel binnen maatschappelijk en

politiek wenselijke bandbreedtes. Met verzekeraars sluiten we een convenant over preventie en het bevorderen van een gezonde levensstijl. Na 2014 zetten we het hoofdlijnenakkoord voort met instellingen voor medisch specialistische zorg, vrijgevestigde medisch specialisten, huisartsen en instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Daarbij wordt de kostenstijging verder gedrukt van 2,5 naar 2 procent (huisartsen naar 2,5 procent). We willen de kans op inzet van het macro beheersingsinstrument zo klein mogelijk maken en bekijken daarom of het mogelijk is de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vooraf te laten toetsen of het door de verzekeraars gecontracteerde volume past binnen het begrotingskader zorg.

Uitsluitend naturapolissen

Concentratie van voorzieningen zorgt vaak voor een hogere kwaliteit tegen lagere kosten. Verzekeraars zijn er verantwoordelijk voor dat dit doel bereikt wordt, door selectiever te contracteren op basis van heldere kwaliteitscriteria. Daarom wordt de basisverzekering beperkt tot naturapolissen; de restitutiepolis gaat naar de aanvullende verzekering.

Zorgverzekeraars verantwoordelijk voor GGZ

Zorgverzekeraars worden in 2017 financieel verantwoordelijk voor de Geestelijke GezondheidsZorg (GGZ). Dit vergt vervanging van de kostenverevening achteraf door een goede vereveningssystematiek vooraf, een deugdelijke productstructuur en goede kwaliteitsmeting. Langdurige geestelijke gezondheidszorg kan dan ook overgeheveld worden naar de zorgverzekeringswet. Om afwenteling te voorkomen wordt de bestaande eigen bijdrage in de eerste lijn budgettair neutraal omgezet in een procentuele eigen bijdrage voor alle GGZ-kosten in eerste en tweede lijn gezamenlijk. Dit resulteert in een lagere eigen bijdrage in de eerste lijns GGZ.

Commentaar CPB:

Verlaging van de nominale premie Zvw naar 255 euro per jaar

In 2014 wordt de premie voor de zorgverzekeringswet nagenoeg helemaal gefiscaliseerd. Dat wil zeggen dat de nominale premie omlaag gaat van gemiddeld 1280 euro per jaar per volwassene naar gemiddeld 255 euro. Daartegenover verdwijnt de zorgtoeslag die huishoudens met een laag inkomen ontvangen en komt er een nieuwe inkomensafhankelijke premie van 11,1%. Dat laatste percentage is zo gekozen dat gezinnen er gemiddeld niet op vooruit of achteruit gaan. Voor individuele gezinnen heeft het wel effect, gezinnen met een laag inkomen gaan er op vooruit, gezinnen met een hoog inkomen achteruit.

Voor verzekeraars betekent het dat 85% van hun inkomsten afkomstig zal zijn van inkomensafhankelijke premies, feitelijk zijn dat belastingen. Slechts 15% van hun inkomsten innen ze zelf bij de verzekerden.

De fiscalisering van de zorgverzekeringspremies heeft het voordeel dat het ‘rondpompen van geld’ door middel van de zorgtoeslag niet meer nodig is. Daar staan diverse nadelen tegenover.

De operatie heeft per saldo een negatief effect op het arbeidsaanbod. Door de nieuwe premiestelling houden mensen van een dag extra werken netto niet zo veel meer over als voorheen. De structurele werkgelegenheid komt daardoor 1% à 2% lager uit .

Een ander nadeel is dat het afbreuk doet aan het zorgverzekeringsstelsel van 2006. Het beperkt de ruimte voor verzekeraars om zich te profileren met een lage premie en daarmee belemmert het de concurrentie tussen verzekeraars. Daarnaast bieden verzekeraars premiekortingen, vooral voor een verhoogd eigen risico.

En als verzekeraars onderling minder scherp concurreren neemt ook de noodzaak af om scherp zorg in te kopen bij de zorgaanbieders. Dat tast de kern van het stelsel van 2006 aan.

Voor de private verzekeraars neemt het politieke risico toe, nu ze nog sterker afhankelijk worden van belastinggeld. Investeren in goede zorg op lange termijn wordt riskanter als volledige nationalisatie op de loer ligt.

Een laatste nadeel is dat het kostenbewustzijn bij burgers afneemt omdat de premiestelling minder transparant is. De huidige maandpremie van gemiddeld 100 euro per persoon geeft nog enigszins een idee hoe duur de zorg werkelijk is. Van een maandpremie van ongeveer 20 euro per maand gaat eerder het signaal uit dat de zorg vrijwel niets kost. Niet alleen de verzekeraars, ook de verzekerden zullen sneller geneigd zijn aan te dringen op verruiming van het pakket, ook met behandelingen die weinig of niets toevoegen aan de kwaliteit van zorg.”

GEEN REACTIES