Bezwaar tegen rol AFM bij algemene zorgplicht

De belangrijke rol die de AFM zou krijgen bij de invulling van het nieuwe zorgplichtartikel in de Wft stuit op branchebrede kritiek.

Dat blijkt uit de consultatiereacties van alle verenigingen en koepels in de financiële branche op het voorstel Wijzigingswet financiële markten 2014 (zie ook Wft wordt aangevuld met algemene zorgplicht). Algemeen is het gevoel dat het belang van de klant voldoende wordt beschermd in zowel Wft als het Burgerlijk Wetboek. En als er dan toch een aparte zorgplichtbepaling in de Wft moet worden opgenomen, dan dient niet de AFM maar de wetgever de normen te stellen.

Adfiz: minder macht naar AFM, meer naar parlement

Adfiz is niet principieel tegen het opnemen van een bepaling met betrekking tot een algemene zorgplicht. Wel vindt de vereniging dat de uitwerking van de kaderregeling onderworpen dient te zijn aan enige vorm van parlementaire controle. In het huidige voorstel wordt de uitwerking voor een belangrijk deel overgelaten aan de AFM.

In dat verband wijst Adfiz op de totstandkoming van de Wfd. Bij de parlementaire behandeling is een amendement aangenomen met betrekking tot een zorgvuldige behandeling van de klant. Daarin is nadrukkelijk aangegeven dat parlementaire controle gewenst is bij uitbreiding van regels met betrekking tot zorgvuldigheid, gezien het belang van het onderwerp.

Verbond en NVB: Niet in Wft

Verbond en NVB vinden dat de zorgplicht al goed geregeld is in het BW en dat de AFM al handhavend kan optreden. Bovendien kleven aan dit voorstel grote nadelige gevolgen. De koepels noemen:

1 rechtsonzekerheid;

2 verschuiving regelgevende bevoegdheid;

3 strijdigheid met het legaliteitsbeginsel;

4 schept verwachtingen bij consumenten die niet kunnen worden waargemaakt;

5 leidt tot oneerlijke concurrente.

Verder leggen Verbond en NVB uit dat een dergelijke bepaling strijdig is met het Europees recht.

OvFD: overdreven juridisering

“De specifieke normen in de Wft zorgen al voor een hoog niveau van consumentenbescherming”, aldus OvFD.

“Daarnaast is er de generieke zorgplicht op basis van het Burgerlijk Wetboek in de vorm van de zorgplicht van een goed opdrachtnemer (artikel 7:401 BW) en de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 en 6:248 BW). Feitelijk ontstaat met het invoeren van artikel 4.24a Wft dus een dubbel stelsel van generieke zorgplichten, namelijk publiek- en privaatrechtelijk. Naar onze mening overdreven juridisering, waarbij de publiekrechtelijke handhaving door de AFM ook privaatrechtelijk zal doorwerken. Wij vinden dat te ver gaan, zeker omdat de inhoud en de grenzen van de bevoegdheden van de AFM rondom deze open norm onvoldoende worden ingevuld met als resultaat onvoldoende rechtszekerheid voor financiële dienstverleners.

VFN en NVF: ongewenst dat de toezichthouder de norm stelt

Ook de verenigingen van financieringsondernemingen en –adviseurs vinden dat de consumewnt voldoende is beschermd volgens de bestaande wetgeving. De verenigingen verzetten zich tegen de ‘macht’ die de AFM krijgt: “ Op basis van de gekozen systematiek kan niet anders worden geconcludeerd dan dat het ministerie van Financiën ervoor lijkt te kiezen dat het voortaan aan de AFM is om vast te stellen wat gedragingen zijn die het klantbelang centraal stellen en vervolgens handhavend op te treden als de door de AFM opgestelde normen ten aanzien van klantbelang niet worden nageleefd. Voor de VFN en de NVF is een dergelijke bundeling van “wetgevende” en “rechtsprekende” macht volstrekt ongewenst.”

GEEN REACTIES