Bij overstap geen in- en uitlooprisico: adviseur aansprakelijk

Verzekerde wisselt van intermediair en van verzekeraar. De nieuwe tussenpersoon had ook de zorgplicht voor de oude polis op zich moeten nemen.

Het hof Den Haag behandelt een zaak, waarin de stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs eisende partij is. Die stichting is voortgekomen uit een fusie van 17 scholen en wendt zich tot Assurantiebedrijf ING Bank (nu Mandema). Deze adviseert het aansprakelijkheidsrisico van alle scholen onder te brengen bij één verzekeraar,

Daardoor moeten sommige scholen van verzekeraar veranderen. Dat geldt ook voor het Bisschoppelijk College in Weert. Op die school heeft twee jaar eerder een ernstig gymongeluk plaatsgevonden, waarbij een leerlinge een ruggewervel heeft gebroken. De school heeft dit niet gemeld aan de verzekeraar omdat het herstel gunstig leek te verlopen. Vijf jaar na het ongeval diende de leerlinge alsnog een claim in.

Omdat de oude verzekering geen uitloop- en de nieuwe verzekering geen inlooprisico dekt (beide hanteren het claims made-beginsel), wijzen beide verzekeraars dekking onder polis af. De stichting houdt de adviseur aansprakelijk voor het ontbreken van de dekking. De rechtbank wijst in eerste instantie die vordering af. Het hof komt tot een andere beslissing.

Verjaring

Gezien het tijdsverloop ligt het voor de hand dat de adviseur zich in eerste instantie beroept op verjaring. Vergeefs: De verjaringstermijn gaat lopen vanaf het moment dat de verzekerde bekend is geworden met de schade. Wel beschikte de school over een briefje dat het meisje nog klachten had, maar daar bleek niet zonneklaar uit dat er later een aansprakelijkstelling zou kunnen volgen. En dat is niet genoeg voor ‘bekendheid’ heeft de Hoge Raad ooit gezegd. Daaronder moet verstaan worden dat sprake is van daadwerkelijke bekendheid met zowel de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon.

Het enkele vermoeden van het bestaan van schade is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van daadwerkelijke bekendheid met de schade.
Het hof gaat er in deze zaak van uit dat de school met voldoende zekerheid wist dat zij aansprakelijk gesteld zou worden.

Omstandighedenmelding

De scholenstichting koos er zelf uitdrukkelijk voor om noch het uitloop- noch het inlooprisico te verzekeren, omdat zij dat te kostbaar vond. Dat kan zo zijn, aldus het hof, maar daarmee is niet gezegd dat de stichting besefte wat de consequentie daarvan was. Dat werd pas duidelijk bij het indienen van de claim. De adviseur had die gevolgen duidelijk moeten maken. Maar in de praktijk had de adviseur nog meer kunnen doen. De oude verzekeraar kende namelijk de mogelijkheid van een omstandighedenmelding. In de polisvoorwaarden van de oude verzekeraar stond namelijk: “Als tijdens de geldigheidsduur van de verzekering een omstandigheid voor de eerste maal schriftelijk bij ons is aangemeld, wordt de aanspraak die daaruit voortvloeit geacht te zijn ingesteld op de datum waarop deze omstandigheid is gemeld. Het maakt daarbij niet uit op welk tijdstip de aanspraak feitelijk is ingesteld.”

Mandema brengt daartegenin dat ING niet optrad als assurantietussenpersoon voor de oude verzekeraar, zodat wat betreft deze verzekering op haar geen zorgplicht rustte. Die zorgplicht was er wel degelijk, aldus het hof. Die polisvoorwaarden en de eventuele mogelijkheden die deze voor de stichting konden bieden waren in dit verband relevant en hadden in de advisering betrokken moeten worden.

De adviseur had langs alle leerkrachten van alle bij de stichting aangesloten moeten langsgaan om te vragen of er zaken speelden waaruit wellicht nog een claim was te verwachten. Zo vindt het hof Den Haag.

Het volledige arrest

GEEN REACTIES