Verzekeraar mag fraudeonderzoek alleen in rekening brengen bij aantoonbare kosten

Verzekeraar mag fraudeonderzoek alleen in rekening brengen bij aantoonbare kosten
© Pixabay

Een consument die heeft gefraudeerd met zijn inboedelverzekering, hoeft niet op te draaien voor de kosten van het fraudeonderzoek dat de verzekeraar naar zijn zaak heeft gedaan, omdat de verzekeraar niet kan aantonen dat die kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. De verzekeraar kan niet volstaan met een verwijzing naar gebruikelijke of gemiddelde onderzoekskosten die per onjuiste schademelding worden gemaakt. Dat oordeelt de Geschillencommissie van het Kifid in een bindende uitspraak tussen een consument en Interpolis.

Schade aan bank
Een consument en zijn partner doen ieder afzonderlijk op dezelfde dag melding van een schade aan hun bank. In de eerste melding worden spijkers/nopjes aan een spijkerbroek genoemd als oorzaak van de schade. In de tweede melding zouden losse spijkers in een broekzak de schade hebben veroorzaakt.

Door de tegenstrijdige schademeldingen en het feit dat bij de tweede melding niet wordt verwezen naar de eerdere melding, concludeert de verzekeraar dat de verzekerde opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. De inboedelverzekering wordt onmiddellijk beëindigd en de verzekeraar registreert de persoonsgegevens van de consument in het intern verwijzingsregister. Aan de consument wordt 532 euro voor het fraudeonderzoek in rekening gebracht. Dat is het gemiddelde bedrag aan onderzoekskosten dat de fraudecoördinator per onjuiste schademelding maakt, aldus de verzekeraar.

Volgens de consument is er sprake van een vergissing bij de schademeldingen. De verzekeraar moet de schade aan de bank alsnog vergoeden, de registratie in het intern verwijzingsregister schrappen en de kosten voor het fraudeonderzoek kwijtschelden, aldus de consument.

Fraudeverdenking gegrond
Dat er sprake is van tegenstrijdige schademeldingen staat vast, concludeert de Geschillencommissie. Nadat de schade in de eerste melding werd afgewezen, werd de eerdere opgave van de schadeoorzaak door de consument en zijn partner aangepast om te voorkomen dat de tweede schadeclaim opnieuw zou worden afgewezen. De Geschillencommissie concludeert dat de verdenking van fraude gegrond is. De verzekeraar mag om die reden de schadeclaim afwijzen en de registratie in het intern verwijzingsregister voor acht jaar handhaven.

Gemiddelde onderzoekskosten
Omdat de consument een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, mag de verzekeraar schade die hieruit voortkomt op de consument verhalen. Maar de Geschillencommissie oordeelt dat de verzekeraar alleen de naar omvang redelijke onderzoekskosten in rekening mag brengen, die redelijkerwijs en daadwerkelijk zijn gemaakt. De verzekeraar zal concreet moeten maken dat en hoe de kosten samenhangen met het fraudeonderzoek tegen de betrokken verzekerde.

Regulier onderzoek naar oorzaak en omvang van de schade en uitsluiting van schadedekking vindt in de regel plaats op een moment dat van fraudeverdenking nog geen sprake is; deze onderzoekskosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

In deze klacht zijn de enige aantoonbare werkzaamheden van verzekeraar een drietal telefoongesprekken. Onduidelijk is hoeveel tijd dat heeft gekost. De verzekeraar heeft geen rapport van een fraudecoördinator aangedragen, waaruit blijkt dat er kosten zijn gemaakt voor dit fraudeonderzoek. In het bedrag van 532 euro zijn bovendien incassokosten opgenomen. De Geschillencommissie vraagt zich af of de verzekeraar deze incassokosten redelijkerwijs altijd moet maken.

Bron: Kifid

www.findinet.nl/newsletter/
Klik op de banner en ontvang de wekelijkse Nieuwsbrief van Findinet op proef.

 

GEEN REACTIES