DNB geeft uitleg over nieuwe rentecurve voor verzekeraars

De gedachte achter een Ultimate Forward Rate (UFR) is dat de korte rentes op lange termijn convergeren naar een stabiel niveau.

Gelet op de voortdurende uitzonderlijke marktomstandigheden en de gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de markt kunnen risicovrije rentes voor (zeer) lange looptijden niet of onvoldoende betrouwbaar, uit marktinformatie afgeleid worden. Vooral bij lange looptijden kan er sprake zijn van afwezige of beperkte marktactiviteit en kan de beschikbaarheid van verhandelbare risicovrije instrumenten gering zijn. De rentecurve kent daarom een deel tot waar de actuele risicovrije rentes op basis van voorhanden marktinformatie worden bepaald, en een deel waar te weinig betrouwbare marktinformatie beschikbaar is. Voor dit laatste deel worden de rentes vanaf het laatst beschikbare looptijdpunt bepaald met de UFR methode. In de oude methode werden de niet-beschikbare looptijdpunten geschat door de laatst bekende forward rente constant te veronderstellen.

Solvency II

Met toepassing van een UFR bij de bepaling van de rentecurve anticipeert DNB op Solvency II. Dit nieuwe Europese toezichtraamwerk kent een vergelijkbare methode voor extrapolatie van de rentecurve. De toepassing van een UFR staat in dit nieuwe toezichtraamwerk niet meer ter discussie, wat recent ook in Denemarken mede aanleiding vormde vervroegd een UFR te introduceren. De besluitvorming rond de kwantitatieve invulling van Solvency II is nog niet afgerond. Voor deze kwantitatieve invulling van de UFR heeft DNB, binnen de marges die naar verwachting aansluiten bij Solvency II, gekozen voor de prudente variant.

GEEN REACTIES