(Findinet) Cees de Jong: andere invulling van het begrip portefeuille

“Het geheel van relaties van een verzekeringstussenpersoon die hij adviseert en/of voor wie hij bemiddelt en/of nazorg pleegt”.

Dit is de kern van een andere definitie van het begrip verzekeringsportefeuille, die Cees de Jong voorstelt in het in de ACIS-serie uitgegeven boek Knelpunten in het verzekeringsrecht, Deel 3.

Belangrijkste reden om de bestaande definitie die is overgenomen is uit deWAb en Wabb te veranderen is een uitspraak van de Hoge Raad uit 1998 waarin het traditionele zorgplichtkader van de tussenpersoon werd uitgebreid.

De Hoge Raad oordeelde toen: “‘Voorts dient uitgangspunt te zijn dat het de taak van de verzekeringstussenpersoon is te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen.”

Cees de Jong: “ De zorgplicht van de verzekeringstussenpersoon moet naar het oordeel van de Hoge Raad dus gelden voor alle tot diens portefeuille behorende verzekeringen – ongeacht of hij zelf betrokken is geweest bij de totstandkoming ervan.”

Hij ziet daarin de volgende bezwaren:

“Tegen het door de Hoge Raad geformuleerde zorgplichtkader kan het nodige worden ingebracht.

Als eerste bezwaar kan worden aangevoerd, dat in het kader van het zuiver marktmodel het portefeuillerecht en daarmee het begrip portefeuille aan betekenis heeft ingeboet. Bovendien ziet het Wft-begrip ‘portefeuille’ op de rechtsverhouding tussen de verzekeringstussenpersoon en de verzekeraar.

Een daarmee samenhangend bezwaar is, dat geen rekening wordt gehouden met de thans gangbare differentiatie van dienstverleningspakketten. Daarbij kan het zijn dat een opdrachtnemer zich enkel bezighoudt met advisering van een klant, waarna deze klant de geadviseerde verzekering hetzij rechtstreeks bij een verzekeraar kan sluiten hetzij door bemiddeling van een andere verzekeringstussenpersoon.

Een andere mogelijkheid is dat een verzekeringstussenpersoon zich contractueel bindt om, bijvoorbeeld op abonnementsbasis, de nazorg van alle verzekeringen van een klant op zich te nemen – ongeacht tot wiens portefeuille deze verzekeringen behoren.
Voorts kan het overnemen van (een deel van) de portefeuille van een andere verzekeringstussenpersoon met zich brengen, dat de overnemende verzekeringstussenpersoon daardoor met een zorgplichtrisico wordt geconfronteerd dat niet past in het kader van zijn bedrijfsvoering.

Een laatste bezwaar is dat het koppelen van de zorgplicht van een verzekeringstussenpersoon aan diens portefeuille impliceert dat het moet gaan om bestaande verzekeringen. Dit is weliswaar een noodzakelijke voorwaarde voor de nazorgplicht, maar het bestaansvereiste vormt een belemmering waar het gaat om de advies- of bemiddelingsfase van het verzekeringsbemiddelingstraject. Dan is er immers nog geen overeenkomst van verzekering. Dit geldt overigens ook voor de in de Wft en het BGfo vastgelegde precontractuele zorgplichten, die geacht worden onderdeel uit te maken van de adviesfase. “

Deze bezwaren kunnen, aldus De Jong, worden weggenomen door een andere invulling te geven aan het begrip portefeuille, bijvoorbeeld door daaronder te verstaan:

‘het geheel van relaties van een verzekeringstussenpersoon die hij adviseert en/of voor wie hij bemiddelt en/of nazorg pleegt op grond van een met hen gesloten overeenkomst van opdracht ter zake van een of meer verzekeringen.’

Zie ook: Portefeuillerecht wordt snel een verouderd begrip

GEEN REACTIES