SER zet toch deur open voor persoonlijke pensioenpotjes

Ze leken in de publieke discussie al afgeschreven, maar toch enigszins onverwacht biedt het pensioenakkoord de mogelijkheid voor persoonlijke pensioenpotjes.

Dat blijkt uit het vandaag gepubliceerde SER-advies omtrent de hervorming van het pensioenstelsel. De nadruk ligt weliswaar op maatregelen over de AOW en de zware beroepen en in mindere mate op het afschaffen van de doorsneepremie. Maar in het advies staat ook een paragraaf die bedrijfstakpensioenfondsen straks de mogelijkheid biedt om in de pensioenopbouw te kiezen voor persoonlijke potjes voor de deelnemers.

Het wordt voor bedrijfstakfondsen namelijk makkelijker om toe te treden tot een zogeheten ‘verbeterde premieregeling’. Deze regeling ontstond na de Wet Verbeterde Premieregeling in 2016, waarbij deelnemers de mogelijkheid kregen om na pensionering te blijven beleggen met hun opgebouwde kapitaal. In de opbouwfase van de verbeterde premieregeling is er sprake van beperkte risicodeling: alleen voor arbeidsongeschiktheid en overlijden, niet voor beleggen. Er wordt in de opbouwfase gewerkt aan een persoonlijk pensioenvermogen voor de deelnemer, waarbij de deelnemer zelf kan kiezen voor een ‘lifecycle’ ten aanzien van het beleggingsbeleid. In de jaren voor het pensioen wordt het opgebouwde vermogen geleidelijk ingebracht in het collectief vermogen van gepensioneerden dat aanspraak geeft op een uitkering. In de uitkeringsfase kan een deelnemer kiezen tussen een vaste uitkering (zonder doorbeleggen) en een variabele uitkering (met doorbeleggen).

Na afschaffing van de doorsneesystematiek wordt deze regeling volgens de SER in bepaalde gevallen een alternatief voor de uitkeringsregeling die bedrijfstakpensioenfondsen nu aanbieden. ‘De verbeterde premieregeling kan bijvoorbeeld aantrekkelijk zijn voor sectoren waar risicodeling met toekomstige deelnemers niet goed mogelijk is omdat steeds minder mensen instromen’ stelt de SER. ‘Verder kan de regeling meer passend zijn voor sectoren waar sociale partners de voorkeur hebben voor een contract met een meer persoonlijk karakter in de opbouwfase.’

De SER vindt het belangrijk dat er waarborgen komen bij een dergelijke overstap, om zo de verplichtstelling aan het fonds (voor werkgevers) te handhaven. Daarvoor zijn overgangsregels nodig en afstemming met de Europese Commissie en de Advocaat-Generaal van het Hof van Justitie.

GEEN REACTIES