Kifid stelt redelijkheid boven letterlijke tekst polisvoorwaarden

Verzekeraar had verzekerde er expliciet op moeten wijzen dat de verzekering beëindigd was, hoewel de beëindigingsvoorwaarde in de polis duidelijk was omschreven.

De Geschillencommissie van het Kifid deed deze uitspraak in een zaak met betrekking tot een aan een financiering gekoppelde inkomensopvangverzekering.

Verzekerde vroeg en kreeg van de bank een verhoging van het consumptief krediet. Wat hij niet besefte was, dat daardoor de oude financiering was geëindigd en hij een nieuwe kredietovereenkomst had gesloten. Dat had gevolgen voor de inkomensverzekering. In de polisvoorwaarden is bepaald dat de verzekering eindigt op de dag dat de kredietovereenkomst eindigt of vervalt als gevolg van betaling, uitkering of herfinanciering.

Die bepaling is ‘bij zorgvuldige lezing’ voldoende duidelijk, erkent de Geschillencommissie. “Dit laat echter onverlet dat ingevolge artikel 6:248 lid 2 BW een tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel niet van toepassing is indien dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.”

Verzekerde stelt dat hij zich niet heeft gerealiseerd dat de verhoging van de kredietlimiet betekende dat een nieuw hoger krediet werd afgesloten waarmee het bestaande krediet werd afgelost en dat in plaats van een eenvoudige verhoging van het bestaande krediet feitelijk sprake was van een beëindiging van de bestaande kredietovereenkomst en het afsluiten van een nieuwe kredietovereenkomst. Hij verwijt dat verzekeraar noch de kredietverstrekker hem er ten tijde van de kredietverhoging over heeft geïnformeerd dat de verzekering aldus was geëindigd. Hij verkeerde daardoor in de veronderstelling dat hij nog steeds voor het risico van werkloosheid was verzekerd en dat hij uit het feit dat de maandelijkse premie ook na de kredietverhoging nog steeds van zijn rekening werd afgeschreven.

De Commissie is van oordeel dat het verwijt terecht is. Van verzekeraar mag worden verlangd dat zij een verzekerde tijdig informeert dat en op welke grond zijn verzekering is geëindigd.

De Commissie:

“In het onderhavige geval staat vast dat Aangeslotene er voor heeft gekozen om dat niet zelf te controleren, maar dat zij de informatieverstrekking over de gevolgen van het beëindigen van de lopende kredietovereenkomst voor de verzekering had uitbesteed aan X-bank in die zin dat X-bank een eventuele beëindiging of wijziging van de onderliggende kredietovereenkomst aan haar had moeten doorgeven. De Commissie stelt vast dat de afspraken die Aangeslotene ter zake van de informatieverstrekking met X-bank heeft gemaakt, onvoldoende duidelijk zijn geweest, althans niet zijn nagekomen. 

De Commissie leidt dit enerzijds af uit het feit dat Consument onweersproken heeft gesteld dat hij door Aangeslotene noch door X-bank over de beëindiging van de verzekering is geïnformeerd en anderzijds uit het feit dat Aangeslotene ter zitting heeft erkend dat de informatieverstrekking in het onderhavige geval niet goed is verlopen.

Nu Aangeslotene haar verzekeringsproduct in samenwerking met X-bank onder een gemeenschappelijke naam aan Consument aanbiedt en daarbij heeft gekozen om voor de juiste uitvoering van de uit dien hoofde op haar rustende verplichtingen te vertrouwen op informatievertrekking door X-bank, is het onaanvaardbaar indien zij vervolgens de nadelige gevolgen van de in dat kader door X-bank gemaakte fouten met een beroep op artikel 16 van de verzekeringvoorwaarden op de Consument zou kunnen afwentelen. Dit klemt temeer nu voldoende aannemelijk is dat Consument steeds in de veronderstelling heeft mogen verkeren dat hij nog wel verzekerd was en mag worden aangenomen dat indien hij er wel tijdig over was geïnformeerd dat zijn verzekering was geëindigd, een nieuwe verzekering zou hebben gesloten. Vaststaat immers dat Consument ook na de kredietverhoging steeds de premie heeft voldaan.

Onder deze omstandigheden is het naar het oordeel van de Commissie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar indien Aangeslotene zich er met succes op zou kunnen beroepen dat geen dekking bestaat omdat de verzekering als gevolg van de herfinanciering van het krediet al was geëindigd.”

GEEN REACTIES