CvB Kifid: Bij consumptief krediet is nazorgplicht financieel adviseur beperkt

CvB Kifid: Bij consumptief krediet is nazorgplicht financieel adviseur beperkt
© Pixabay

Bij een consumptief krediet is de nazorgplicht van een financieel adviseur beperkt. De adviseur hoeft rentewijzigingen van de bank niet in de gaten te houden en ook niet zelfstandig over het rentetarief met de bank te onderhandelen. Hij hoeft slechts periodiek bij de betreffende consumenten te informeren of hun product nog passend is en of verbeteringen mogelijk zijn. Dit bevestigt de Commissie van Beroep van het Kifid vandaag in een uitspraak.

Dit naar aanleiding van het beroep dat een echtpaar aantekende tegen hun financieel adviseur, VDZ Geldzaken B.V. uit Hengelo. Deze zou gedurende de looptijd van hun lening te weinig hebben gedaan om het variabele rentetarief redelijk en acceptabel te houden. Het gaat om een consumptief krediet dat de man en de vrouw met behulp van VDZ in 2005 bij de Voordeelbank hadden afgesloten.

De adviseur heeft voor het afsluiten van de kredietovereenkomst onderzoek gedaan naar de financiële situatie van het koppel en naar de passendheid van het product. In 2005 heeft dat voor de consumenten geleid tot een aanzienlijke renteverlaging door het samenvoegen van verschillende leningen in één doorlopend krediet.

In de jaren erna is er regelmatig contact geweest tussen de adviseur en het echtpaar. Er is ook geprobeerd om het krediet te herfinancieren. Een poging in 2010 mislukte omdat het paar andere kredietovereenkomsten was aangegaan, zonder advies en medeweten van de adviseur.

Informatieplicht (Wft)
Het echtpaar is van mening dat de adviseur de nazorgplicht volgens de wet (Wft) niet is nagekomen omdat hij hen niet heeft geïnformeerd over periodieke wijzigingen van de in rekening gebrachte rentetarieven.

De grief van het echtpaar gaat er vooral om dat de variabele rente van hun lening wel mee steeg met de marktrente, maar – vooral vanaf 2009 – onvoldoende omlaag ging toen de marktrente daalde. De adviseur heeft in hun ogen onvoldoende gedaan om de kredietrente op een in hun ogen acceptabel niveau te houden, zodat ze jarenlang te veel rente zouden hebben betaald.

De Commissie van Beroep deelt die opvatting omtrent nazorgplicht van de adviseur niet, omdat de aanbieder van het krediet, in dit geval de bank, die verplichting op had genomen. De consument ontving rechtstreeks van de bank informatie over de gewijzigde rentetarieven. De adviseur was hiervan op de hoogte en heeft ermee ingestemd. Er is dan ook geen sprake van overtreding van de Wft of andere toepasselijke lagere regelgeving, aldus de Commissie van Beroep.

Uiteindelijk werd in 2016 het doorlopend krediet bij de bank omgezet in een persoonlijke lening. Vanaf dat moment heeft de adviseur geen provisie meer ontvangen.

Geen complex product
De Commissie van Beroep gaat, net als de Geschillencommissie in de uitspraak in eerste aanleg, evenmin mee in de opvatting van de consumenten dat een consumptief krediet een complex product zou zijn. Ook voor een niet-deskundige klant zijn de financiële gevolgen van een consumptief krediet goed te overzien. Sluit je een consumptief krediet, dan moet je rente betalen en het krediet aflossen. Vanwege dit niet-complexe karakter geldt voor een adviseur of bemiddelaar slechts een beperkte zorgplicht.

Bij het afsluiten van de doorlopend-kredietovereenkomst was het de consumenten duidelijk dat het rentetarief variabel zou zijn, dat de bank het tarief periodiek zou vaststellen en dat de bank de consument periodiek zou informeren over de wijzigingen in de variabele rente. De Commissie van Beroep merkt op dat mogelijk de berekening van de variabele rente door de bank niet erg inzichtelijk was. Maar dat maakt een consumptief krediet nog niet een complex product.

ORV
Een vergelijking met de nazorgplicht bij de dalende premies van overlijdensrisicoverzekeringen (ORV’s) dringt zich op. Het echtpaar vindt dat de nazorgplicht in hun klacht vergelijkbaar is met de nazorgplicht van een tussenpersoon na het sluiten van een ORV. Maar ook deze redenering houdt geen stand bij de CvB. Zij stelt dat het gaat om verschillende producten met eigen specifieke kenmerken, waardoor ze onvoldoende vergelijkbaar zijn.

Kortom, adviseur VDZ heeft voldaan aan zijn beperkte nazorgplicht. Voor vergoeding van enige schade aan de consumenten bestaat geen aanleiding. De CvB handhaaft in haar uitspraak (CvB 2019-033) de eerder gedane uitspraak van de Geschillencommissie (GC 2018-641).

Aangetekend wordt dat deze uitspraak partijen niet bindt, omdat de financiële dienstverlener niet-bindend is aangesloten bij het Kifid. De Geschillencommissie had haar uitspraak eerder abusievelijk wel als ‘bindend advies’ aangemerkt. Met instemming van beide partijen heeft de Commissie in deze zaak niet-bindend advies gegeven.

Bron: Kifid

GEEN REACTIES