Als verzekerde door opgave van foutieve schadedatum fraudeert voor enkele honderden euro’s mag verzekeraar omdat het vertrouwen is geschaad alle lopende polissen beëindigen.
Verzekerde vraagt telefonisch of het claimen van een kleine autoschade gevolgen heeft voor de no claimregeling. Het antwoord is bevestigend en de verzekeraar wijst hem op de mogelijkheid dat hij daarvoor een bonusbeschermingsverzekering kan afsluiten. Verzekerde volgt dat advies op en kort daarna claimt hij schade aan de auto. Uit onderzoek blijkt dat de schade is veroorzaakt voordat de beschermingsverzekering was afgesloten. Verzekerde had geknoeid met de ongevalsdatum om een no claimvermindering van in totaal 684 euro te ontlopen.
Verzekeraar beëindigt naar aanleiding van de fraude alle lopende verzekeringen (een personenautoverzekering, een aansprakelijkheidsverzekering, een brand- en inboedelverzekering en een fietsverzekering).
Verzekerde vindt deze maatregel te ingrijpend en niet in verhouding staan tot de ernst van de fraude. De rechtbank geeft hem gelijk en oordeelt dat “het niet valt te begrijpen waarom in dit geval, gezien het beperkte financieel belang dat met de fraude gemoeid was, niet had kunnen worden volstaan met een minder ingrijpende maatregel dan het beëindigen van alle verzekeringen.” Het hof Leeuwarden komt tot een heel andere beslissing. Verzekerde heeft door het plegen van de fraude het vertrouwen van verzekeraar geschaad. In dit verband acht het hof van doorslaggevend belang dat een verzekeraar moet kunnen vertrouwen op de juistheid van de gegevens die hem door de verzekeringsnemer en/of de verzekerde worden verstrekt. Naar het oordeel van het hof behoefde verzekeraar niet af te zien van het beëindigen van de verzekeringen op grond van het feit dat de fraude in hoofdsom een bedrag van € 684,- betrof. “Ook fraude met een dergelijk bedrag kan het vertrouwen van de verzekeraar zodanig aantasten dat voortzetting van de verzekeringsovereenkomst(en) niet langer gevergd kan worden.”
Verzekerde heeft de verzekeringen (met uitzondering van de fietsverzekering) tegen hogere premies bij andere verzekeraars kunnen onderbrengen. Hieruit trekt het hof de conclusie dat verzekeraar geen misbruik gemaakt heeft van haar bevoegdheid tot beëindiging van de verzekeringsovereenkomsten.
