Renteafdekking bij ABP de helft van die bij de sector als geheel

De renteafdekking in 2007-2011 is voor de sector als geheel op constant circa 45% is uitgekomen. Dit cijfer wordt gedrukt door renteafdekking van circa 25% bij het ABP.

Dit meldt staatssecretaris Klijnsma in haar antwoord op schriftelijke vragen van de D66-Tweede Kamerlid Steven van Weyenberg. Het Kamerlid wees op een aantal publicaties waarin gesteld werd dat ABP 50 miljard euro méér vermogen zou hebben gehad als het haar renterisico had afgedekt. (Zie bijvoorbeeld Ilja Boelaars: ook ABP-bestuur moet opstappen).

Uit de beantwoording blijkt dat alle artikelen met betrekking tot het beleggingsbeleid van ABP in zoverre feitelijk juist zijn, dat dit pensioenfonds de rente in aanmerkelijk mindere mate heeft afgedekt dan de andere fondsen. Dat blijkt uit een door DNB verstrekte tabel, die gebaseerd is op de gerapporteerde jaarstaten van ruim 300 fondsen. De percentages zijn berekend al;s gewogen gemiddelden ten opzichte van de omvang van de verplichtingen. Uit deze tabel blijkt dat de renteafdekkingen in 2007-2011 voor de sector als geheel op constant circa 45% is uitgekomen, waaronder de renteafdekking van circa 25% bij het ABP.

Gezien het feit dat ABP zeer zwaar meetelt in de bepaling van het dit gemiddelde kan ervan worden uitgegaan dat de renteafdekking van het ‘gemiddelde’ pensioenfonds ongeveer het dubbele bedroeg van dee factor die ABP hanteerde.

Klijnsma laat zich uitlokken om hier een waardeoordeel over te geven. Naast het feit dat zij geen oordeel wil vellen over individuele fondsen, merkt zij op dat er zeker vooraf geen sprake is van ‘goed’ of ‘fout’ beleid in deze: “Het afwegen van een zo groot mogelijk rendement tegen een zo beperkt mogelijk risico plaatst pensioenfondsbesturen voor lastige beslissingen, die ook betrekking hebben op het al dan niet afdekken van het renterisico. In algemene zin geldt dat pensioenfondsen bij het afdekken van hun (nominale) renterisico de afweging moeten maken tussen het zeker stellen van nominale garanties, wat pleit voor renteafdekking, en de ambitie om pensioenen te kunnen ophogen met de loon- of prijsinflatie, wat – zeker in scenario’s met een stijgende rente en inflatie – niet voor renteafdekking pleit.”

Ter verdediging van het ABP meldt zij wel dat dit fonds in de periode 2007-2011 een rendement heeft geboekt van gemiddeld 3,1% per jaar tegen 2,7% door de sector als geheel. Daar staat tegenover dat “het eventuele kortingspercentage bepaald wordt door de mate waarin de overige beleggingsrisico’s en de stijging van de levensverwachtingen hebben bijgedragen tot de huidige dekkingsgraad. Naarmate de renteafdekking minder is, is de invloed van de rente op de dekkingsgraad groter.”

En: “De mate waarin het renterisico is afgedekt, bepaalt mede de hoogte van het hiervoor vereiste eigen vermogen: hoe meer renterisico een fonds afdekt, des te lager is het vereist eigen vermogen.”

Maar: “Pensioenfondsen zijn niet verplicht om het renterisico af te dekken. Dit past ook niet bij de aard van het huidige pensioencontract, dat zowel de borging van onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen in zich draagt, alsook de ambitie om pensioenen conform de loon- of prijsontwikkeling te verhogen. Pensioenfondsen dienen de toezichthouder te laten zien dat zij op basis van het prudent-person principe en de beheerste en integere bedrijfsvoering de betreffende risico’s in voldoende mate beheersen.”

En tenslotte: “De Pensioenwet verbiedt pensioenfondsbestuurders niet om een eigen opvatting te hebben over de verwachte ontwikkeling van economische variabelen.”

GEEN REACTIES