(Findinet) Waterwoning is roerende zaak: geen overdrachtsbelasting

De Hoge Raad deed een uitspraak waardoor woningen en waterwoningen fiscaal anders behandeld worden. Weekers wil daaraan een eind maken.

Op 9 maart 2012 oordeelde de Hoge Raad dat een waterwoning een zaak is die blijkens zijn constructie bestemd is om te drijven, waardoor het moet worden aangemerkt als een schip. Derhalve is zo’n woning een roerende zaak. Dat is alleen anders als de waterwoning met de oever is verbonden op een dusdanige wijze dat sprake is van duurzame vereniging met die grond. In dat geval is sprake van een onroerende zaak.

Wat betekent de uitspraak van de Hoge Raad is fiscale zin?

Om te beginnen heeft de uitspraak geen gevolgen voor de hypotheekverstrekking. Op basis van de huidige wetgeving kunnen de (roerende) waterwoningen die de belastingplichtige of personen van zijn huishouden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staan in de regel als eigen woning kwalificeren. Ook voor de woning die als hoofdverblijf van de belastingplichtige tot diens ondernemings- of resultaatsvermogen wordt gerekend, brengt het arrest geen verandering.

Wel heeft het oordeel consequenties voor de overdrachtsbelasting en de vermogensrendementsheffing.

Ter zake van de verkrijging van een roerende zaak, zoals een (drijvende) watervilla, waterwoning en woonark is geen overdrachtsbelasting verschuldigd.

Woningen vallen als onroerende zaken in de rendementsgrondslag van box 3 indien deze niet als hoofdverblijf in box 1 vallen.

Een roerende watervilla die geen eigen woning is in de zin van box 1 valt alleen in box 3 indien deze niet voor persoonlijke doeleinden wordt gebruikt of wel voor persoonlijke doeleinden wordt gebruikt doch hoofdzakelijk ter belegging wordt gehouden. Indien de roerende watervilla voldoet aan één van deze criteria dan wordt deze roerende zaak, op dezelfde wijze als hiervoor is beschreven, in box 3 in aanmerking genomen. Voldoet de roerende watervilla niet aan één van deze criteria dan valt deze watervilla buiten de rendementsgrondslag van box 3. Indien de niet in box 1 vallende roerende watervilla is gefinancierd met een lening, dan wordt deze lening altijd in aanmerking genomen in box 3, dus ongeacht of de roerende watervilla zelf in box 3 in aanmerking wordt genomen.

Naar aanleiding van dit arrest stelden de SP-Kamerleden Bashir en Jansen schriftelijke vragen aan staatssecretaris Weekers van Financiën.

“Kunt u motiveren waarom de fiscale behandeling van de bewoners van waterwoningen zou moeten verschillen van die van gewone woningen?”, was de kernvraag.

Weekers kan en wil dit niet motiveren. Ook hij vindt het onjuist dat er verschil in fiscale behandeling is tussen waterwoningen enerzijds en van onroerende waterwoningen en gewone woningen anderzijds.

“Ik ben niet bereid dit verschil op voorhand te accepteren. Om die reden zal ik de komende tijd een aantal opties bezien en afwegen om dit verschil in fiscale behandeling weg te nemen. Het zal naar verwachting niet eenvoudig zijn om de gevolgen van dit arrest te mitigeren. Zo zal in zekere mate moeten worden afgestapt van het objectieve en aan het civiele recht ontleende onderscheid tussen roerende en onroerende zaken. Dit brengt mogelijk uitvoeringstechnische en juridisch nadelige gevolgen met zich mee. Ik kom hier uiterlijk bij de behandeling van het Belastingplan 2013 op terug.

Overigens moet nog worden opgemerkt dat het verschil in fiscale behandeling niet alleen speelt voor waterwoningen, maar ook voor (drijvende) bedrijfsgebouwen.”

GEEN REACTIES