Mark Heemskerk over de zwakke rechtspositie pensioendeelnemers

Deelnemers krijgen een ongunstiger pensioen zonder dat er iets wijzigt in het pensioenreglement. Invaren kan door fondsbestuur het reglement te laten veranderen.

Mark Heemskerk, advocaat bij Onno F. Blom Advocaten is benoemd tot bijzonder hoogleraar Pensioenrecht aan de Radbouduniversiteit in Nijmegen. De bijzondere leeropdracht is verbonden aan de Stichting Instituut Gak en ondergebracht in de vakgroep Sociaal Recht en het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht.

In zijn oratie stond hij stil bij wat hij noemt “de stille pensioenrevolutie”.

“Bij veel ondernemingen is om boekhoudkundige redenen (IFRS accounting) een maximale pensioenpremie van de werkgever afgesproken. De pensioenverplichtingen op de balans worden dan gemaximeerd. Dat vinden de Raad van Bestuur en de aandeelhouder wel zo prettig. In veel overeenkomsten tussen werkgevers en pensioenfondsen stond een bijstortingsverplichting van werkgevers als het pensioenfonds geld tekort kwam. Die bijstortingsverplichtingen zijn geschrapt. Het risico dat de premie onvoldoende is, is daarmee verlegd van de werkgever naar het pensioenfonds en de begunstigden. Is na wijziging van de uitvoeringsovereenkomst de premie onvoldoende, dan leidt dat linksom (korting) of rechtsom (lagere pensioenopbouw) tot een lager pensioen.

Deze stille pensioenrevolutie is nog in volle gang, bijvoorbeeld bij het Philips Pensioenfonds. De wijziging is niet zichtbaar in het pensioenreglement. Het opbouwpercentage uit het pensioenreglement blijft gelijk. De financieringsafspraken in de uitvoeringsovereenkomst tussen werkgever en pensioenfonds wijzigen wel. Maar dat ziet de gemiddelde werknemer of gepensioneerde niet. Werknemers en gepensioneerden kunnen de voor hen ongunstiger financiële afspraken moeilijk bestrijden. Weliswaar zijn werknemers volgens het arrest DSM/Fox van de Hoge Raad uit 2004 via een derdenbeding partij bij de uitvoeringsovereenkomst.

Zij hebben als derden niet dezelfde positie als de werkgever en het pensioenfonds om wijzigingen tegen te houden. Volgens het Hof Arnhem zijn gepensioneerden zelfs geen partij bij de overeenkomst, zo blijkt uit het Akzo-arrest. Hun instemming met de wijziging van de uitvoeringsovereenkomst was daarom niet vereist. Eigenlijk is onduidelijk welke rechten werknemers en gepensioneerden precies ontlenen aan het derdenbeding.

Dat grijze gebied moet wat mij betreft wettelijk en contractueel worden verduidelijkt, bijvoorbeeld door de wijzigingsbevoegdheid wettelijk te normeren of contractueel te verduidelijken.”

Route buitenom

Heemskerk gaf nog een voorbeeld om de relatief zwakke rechtspositie van werknemers en gepensioneerden aan te tonen aan de hand van het veelbediscussieerde begrip ‘invaren’. Zij kunnen buiten spel komen te staan als er oude rechten in nieuwe contracten moeten worden ingevaren:

“Totdat er een wettelijke regeling is, bestaat er een route buitenom. Bij deze pensioenfondsroute wijzigt niet de werkgever het pensioenreglement maar het pensioenfondsbestuur. Die bevoegdheid staat soms in het pensioenreglement of in de statuten van het pensioenfonds. Volgens het Hof Amsterdam mag het pensioenfondsbestuur het pensioenreglement wijzigen zonder een zwaarwichtig belang aan te tonen. Het pensioenfondsbestuur besluit dan over en namens werknemers en gepensioneerden. Er resteert dan een marginale toets: het fondsbestuur mag geen misbruik maken van haar wijzigingsbevoegdheid en de wijziging mag niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Deze route omzeilt de zwaarwichtig belang toets die geldt voor eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarde pensioen door werkgevers. Het pensioenreglement kan worden gewijzigd zonder dat de werknemer en gepensioneerde kan protesteren. Eind dit jaar doet de Hoge Raad uitspraak.

Zowel aan de voorkant – wijziging van de pensioenregeling via het pensioenfonds – als aan de achterkant – de waardeoverdracht zonder vetorecht – kan de individuele werknemer en gepensioneerde buitenspel komen te staan. Zijn handtekening voor de nieuwe pensioenregeling hoeft niet te worden gevraagd. Dat biedt juridisch perspectief voor een paternalistisch besluit van werkgever en pensioenuitvoerder om over te stappen naar het nieuwe pensioencontract. Sociale partners en pensioenfondsen weten welke pensioenregeling goed voor u is en beslissen voor u. Dat gaat ver voor wie uitgaat van wilsovereenstemming en bescherming van de werknemer en gepensioneerde als zwakkere partij.”

GEEN REACTIES