Beleggen voor aanvullend pensioen is fors duurder geworden

Beleggen voor aanvullend pensioen is fors duurder geworden
© Pixabay

Ondanks een toenemende druk van samenleving, concurrentie en toezichthouders zijn de kosten van beleggen niet gedaald maar gemiddeld gelijk gebleven. De verschillen in kosten zijn echter wel groter. Vooral de kosten van beleggen voor het aanvullend pensioen liggen gemiddeld fors hoger, door de komst van nieuwe, dure toetreders. De kosten van vrije vermogensopbouw zijn het hoogst.

Dat blijkt uit de tweede editie van het Nationaal Kosten Onderzoek Beleggen 2021, een jaarlijkse peiling van de kosten van beleggen in alle sectoren: van pensioenfondsen en banken tot verzekeraars en online brokers. Het onderzoek is een initiatief van AF Advisors en DEAL Consultancy.

Schokkende kostenstijging
De kosten voor aanvullende pensioenproducten die fiscaal gefaciliteerd worden zijn fors toegenomen. Deze derde pijler omvat onder meer de zogeheten netto pensioenregeling voor veelverdieners, pensioenproducten voor ondernemers en zzp’ers en bankspaarproducten waarbij klanten kunnen sparen of beleggen. De gemiddelde kosten van aanvullend pensioen bedragen bij een inleg van 10.000 euro 1,26% per jaar (dit was 1,21%). Dit komt met name door enkele (DGA-)proposities met hoge vaste kosten.

Bij een inleg van 100.000 euro bedragen de kosten in 2020 gemiddeld 0,95% per jaar, fors hoger dan de 0,67% in 2019.  De onderzoekers noemen de uitkomsten schokkend, gezien het belang van aanvullend pensioen voor zzp’ers en andere zelfstandigen. De kosten zijn nu hoger dan voor een doe-het-zelf-belegger. Bovendien zijn de kosten nu wel erg hoog vergeleken met collectief en premiepensioen, en dat bij minder dienstverlening. Verklaring voor de aanzienlijke kostenstijging is de toetreding van een aantal duurdere aanbieders. Waarschijnlijk speelt ook meer dat deze regelingen niet door een werkgever worden afgesloten, maar door individuen met een minder sterke onderhandelingspositie.

Kosten pensioen via werkgever stabiel
De laagste gemiddelde kosten zijn aangetroffen bij pensioen van de werkgever, de zogeheten tweede pensioenpijler. Werknemers kunnen niet hun eigen pensioenregeling uitkiezen, maar kostentransparantie legt op pensioenuitvoerders wel een druk om de kosten laag te houden. De impact van de kosten is groot; een kostenverlaging van 0,1% leidt gemiddeld tot 3% meer pensioenvermogen in de uitkeringsfase.

Op traditionele collectieve regelingen wordt er gemiddeld 0,49% per jaar aan kosten ingehouden, iets meer dan in 2019 (0,48%). Bij collectieve regelingen met een individuele pensioenpot, het premiepensioen, is het gemiddeld 0,46%, hetzelfde kostenpercentage als een jaar eerder. De premiepensioenmarkt kent een hevige concurrentie en dat drukt de kosten. Bij collectief pensioen zijn de kosten al een aantal jaren redelijk stabiel. Passief beleggen en kostentransparantie hebben de kosten gedrukt, maar dat effect lijkt te zijn uitgewerkt. De opmars van passief beleggen lijkt over het hoogtepunt heen en extra eisen en kosten in de pensioenuitvoering zetten een rem op verdere kostenverlagingen.

Groter verschil tussen doe-het-zelf en beheerd beleggen
De hoogste kosten treffen de onderzoekers (wederom) aan bij individuele beleggingsproducten binnen de vrije vermogensopbouw, die door verschillende aanbieders worden aangeboden, van (private) banken en verzekeraars tot asset managers en andere vermogensbeheerders. Er wordt onderscheid gemaakt tussen beheerd beleggen (de aanbieder beheert de portefeuille en stelt deze samen) en zelf beleggen (execution-only) waarbij klanten zelf kiezen uit het aanbod van mixfondsen. Ook zijn dit jaar specifiek de kosten van mixfondsen onderzocht. Steeds meer banken zetten op deze fondsen in om spaarders te bewegen te gaan beleggen.

Beheerd beleggen is logischerwijs het duurste segment met gemiddeld 1,29% (was 1,33%) kosten per jaar, wederom bij een inleg van 10.000 euro. Zelf beleggen (execution-only) heeft bij die inleg een gemiddelde kostenlast van 0,88% (was 1,02%). Mixfondsen liggen qua kostenpercentage in tussen beheerd beleggen en zelf beleggen. Bij een inleg van 10.000 euro bedragen de kosten gemiddeld 1% per jaar. Bij hogere bedragen dalen in de categorie vrije vermogensopbouw de kosten, maar niet heel sterk. Dat is vreemd als je bedenkt dat er bij grotere vermogens schaalvoordelen zijn te behalen. Bij beheerd beleggen leidt een inleg van 100.000 euro zelfs tot hogere kosten (1,34%)!

De kostenverschillen tussen aanbieders zijn relatief groot. Private banks en vermogensbeheerders kennen relatief hoge kosten bij kleinere vermogens in het zelf beleggen segment. Ook bij verzekeraars is beleggen met een klein bedrag minder kostenefficiënt. Online platforms van brokers en asset managers zijn het goedkoopst. Zij richten zich doorgaans echter alleen op doe-het-zelf-beleggers (zelf beleggen). De kostenverschillen tussen zelf beleggen en beheerd beleggen zijn het afgelopen jaar toegenomen tot ongeveer 0,5% (was 0,3%).

Duurzame beleggingsproposities worden steeds populairder en zijn qua kosten in lijn met de niet-duurzame varianten. Dit zou een weerspiegeling kunnen zijn van de duurzame ambitie van aanbieders.

Over het onderzoek
Het Nationaal Kosten Onderzoek Beleggen 2021 biedt een brede vergelijking van de kosten van beleggingsproducten van 170 banken, pensioenfondsen en verzekeraars. Omdat beleggingskosten niet altijd even transparant zijn en lastig vergelijkbaar, richt het onderzoek zich enkel op kant-en-klare beleggingsoplossingen. Bij individuele beleggingsproducten betekent dit bijvoorbeeld dat wordt uitgegaan van een neutraal beleggingsprofiel. Bij de analyse van aanvullend pensioen en vrije vermogensopbouw is uitgegaan van een eenmalige inleg van drie bedragen: 10.000 euro, 100.000 euro en 1.000.000 euro. De bedragen worden tien jaar belegd zonder enige transacties door de klant. Daarbij worden de beleggingskosten (exclusief transactiekosten) meegenomen, en andere kosten zoals administratie- en uitvoeringskosten.

Bron: DEAL Consultancy bv

 

 

GEEN REACTIES