ABP: Kabinet laat uitgangspunt van premiestabiliteit los

ReĆ«el pensioencontract is pas toekomstbestendig bij een macrostabiele discontovoet, als schokken makkelijk zijn op te vangen en de invaarrisico’s vervallen.

Het ABP heeft via een brief aan het kabinet gereageerd op de nieuwe pensioenplannen van het kabinet. De brief is niet als consultatiedocument op de website gepubliceerd. Op haar website geeft ABP een samenvatting van de aanbevelingen.

Hieronder een aantal punten uit de brief aan het kabinet:

“Het kabinet lijkt het uitgangspunt van premiestabiliteit los te laten door in beide contracten te kiezen voor een premievaststelling op basis van de actuele rente. Op basis van een momentopname wordt de premie voor 3 of 5 jaar vastgesteld. Op deze manier wordt én niet geregeld dat er kostendekkend wordt ingekocht én ontstaat er grote premievolatiliteit.” ABP wijst erop dat premieverhogingen nauwelijks effect hebben op de korte termijn, omdat het gaat om een paar procent van het fondsvermogen. “De premievolatiliteit is echter wel schadelijk voor de economie. Er ontstaat een grote kans op een procyclische premievaststelling, waardoor in economisch slechte tijden de premies met miljarden omhoog gaan en er meer banen verloren gaan dan nodig.”

47% premieverhoging

ABP berekent dat de kostendekkende premie in 2015 zeer fors omhoog moet als aangesloten wordt bij de actuele lage rente. “De kostendekkende ABP-premie neemt naar verwachting in het voorgestelde nominale contract met 47% toe en in het voorgestelde reële contract met 37% ten opzichte van de premie bij de huidige systematiek, uitgaande van een zelfde pensioenopbouw en indexatieambitie. (zie voor de ‘saldering’ met het Witteveenkader hieronder). Dit komt overeen met een premiestijging van € 3,8 miljard respectievelijk € 3,1 miljard. “Stap over van dagkoersen naar een evenwichtige en stabiele premievaststelling” roept ABP het kabinet op.

Binnen het reële contract is dit mogelijk via de huidige premievaststelling van het ABP, waarbij de indexatieambitie wordt gefinancierd via de premie op basis van een prudente inschatting van het reële rendement (nu: 3,25%), of een macrostabiele discontovoet waarmee er een zelfde rekenrente kan gaan gelden voor de premie als voor de verplichtingen. Binnen het nominale contract is dit mogelijk via handhaving van de huidige premiedemping.

Tegen het voorstel voor het reële contract heeft ABP vier bezwaren:

1. Methodiek rekenrente

De voorgestelde ‘reële’ rekenrente is feitelijk een verlaagde nominale rentecurve en daardoor nog gevoeliger voor mutaties in de nominale rente dan de nominale verplichtingen zelf. “Als meer rekening wordt gehouden met de stabiliserende werking van de werkelijke, reële rente, wordt het reële contract ook echt een reële keuze. Dit kan door te kiezen voor een macrostabiele discontovoet, conform de suggestie van de SER.”

Als een mogelijke invulling van een macrostabiele discontovoet noemt ABP “in plaats van de vaste afslag op de nominale rente geleidelijk toegroeien naar een vaste rekenrente vanaf bijvoorbeeld 20 jaar. Deze vaste waarde representeert een prudente inschatting van het op lange termijn te verwachten reële rendement. Een denkbare invulling is om de inflatie alleen over de eerste 10 jaar uit de markt te halen (via de BEI-curve) en dan geleidelijk een steeds groter deel van de vaste reële rente mee te nemen in de discontering, zodat er vanaf 20 jaar een vaste reële rente volgt.”

2. LAM

De minimale uitsmeertermijn van 3 jaar voor het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme (LAM) kan er in sommige situaties toe leiden dat er een dubbel effect optreedt. Om dit te voorkomen, verdient het de voorkeur dat fondsen het LAM ook direct mogen toepassen. 

3. Invaarrisico’s

De juridische risico’s van het invaren moeten weggenomen worden. Dat kan als een overstap op het reële contract automatisch gevolgen heeft voor bestaande aanspraken van slapers en gepensioneerden, bijvoorbeeld via een wettelijke verplichting tot een interne waardeoverdracht.

4. Communicatie nodeloos ingewikkeld

Tot slot vindt ABP dat de communicatie nodeloos ingewikkeld wordt door de verplichte toepassing van het aanpassingsmechanisme financiële schokken (AFS).

Nominaal contract

Het nominale contract kan stabieler en toekomstbestendiger. ABP wijst erop dat dit contract gepresenteerd wordt als een zekerheidscontract. “Zekerheid is niet of nauwelijks te geven, want het is erg duur. De grotere focus op nominale zekerheid impliceert dat grotere buffers noodzakelijk zijn. Op korte termijn is hierdoor weinig ruimte voor indexatie in het nominale contract.

Een goed indexatieperspectief op langere termijn is alleen mogelijk als er ook in dit contract voldoende ruimte is om beleggingsrisico’s te blijven nemen.

De aanbevelingen van het ABP:

Houd het mogelijk om ook in het nominale contract te sturen op indexatieambitie.

Maak het nominale contract stabieler: bij nieuwe schokken gelden nieuwe hersteltermijnen.

Maak het nominale contract toekomstbestendiger via een wettelijk verplichte invoering van het levensverwachtingsaanpassings-mechanisme (LAM), zonder te hoeven invaren.

Verhouding tot Witteveenkader

De versobering van het Witteveenkader zou via een lagere premie tot een bezuiniging leiden en het nieuwe FTK leidt tot een hogere premie. Per saldo gaan werkgevers en deelnemers die zijn aangesloten bij ABP in 2015 naar verwachting € 1,2 miljard meer premie betalen (+14%).

Actieve deelnemers bij het ABP gaan dan circa 14% meer premie betalen voor een kwart lagere pensioenopbouw. Een euro pensioen wordt daarmee circa 50%7 duurder. Met name jongeren worden hierdoor geraakt, aangezien hun volledige loopbaan onder de nieuwe regels valt.

Dit generatie-effect treedt niet of in mindere mate op als de hogere premie kan worden ingezet om de indexatiekwaliteit te verbeteren voor actieve deelnemers, zodat zij weliswaar nominaal minder pensioen opbouwen, maar wel met een volledige indexatie. Dan moet het fiscale kader echter wel genoeg ruimte bieden om toekomstige meevallers te mogen uitkeren aan actieve en met name ook aan nieuwe deelnemers zonder indexatieachterstand.

Kortom, “Behandel het nieuwe FTK en de versobering van het Witteveenkader integraal.”

GEEN REACTIES