Pensioenakkoord Witteveen 2015 vertaald in wetsvoorstel

Raad van State kritisch over mogelijkheid nettolijfrente boven aftoppingsgrens met vrijstelling in box 3.

Het pensioenakkoord is vertaald in een wijziging van het wetsvoorstel verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen, dat in de Eerste Kamer sneuvelde.

Ten opzichte van de Kamerbrief over het Pensioenakkoord bevat de ‘novelle’ weinig verrassingen.

De aftoppingsgrens blijft gehandhaafd op € 100.000. Het maximum opbouwpercentage wordt zoals bekend 1,875% voor middelloon- en 1,657% voor eindloonregelingen.

Wel heeft een aanpassing plaatsgevonden in de netto bijspaarmogelijkheid. Over het deel van het inkomen boven de aftoppingsgrens wordt een nieuwe spaarmogelijkheid op vrijwillige basis geïntroduceerd. “Daarbij”, geeft het kabinet aan, “is het mogelijk om als groep deelnemers een collectiviteitskorting te regelen (al dan niet bij een door de groep deelnemers zelf opgerichte aanbieder van nettolijfrenten). Voor inkomen vanaf € 100.000 kan via een nettolijfrente een oudedagsvoorziening worden opgebouwd die grosso modo overeenkomt met een jaarlijkse brutopensioenopbouw van 1,875% van het gemiddeld verdiende arbeidsinkomen. De premie of inleg wordt betaald uit het netto-inkomen. Hierover is reeds belasting geheven. De waarde van een aanspraak op een nettolijfrente vormt vrijgesteld vermogen in box 3. Ook wordt de uit die aanspraak voortvloeiende uitkering niet belast in box 1.”

Net als in de Kamerbrief gaat het kabinet zeer uitvoerig in op de ‘premiewaarborgen’. Bedoeld wordt dat de verlaging van het Witteveenkader in een lagere pensioenpremie tot uiting moet komen. Het kabinet voert een driesporenbeleid om dat te bereiken. “Pensioenfondsen worden met dit voorstel verplicht hun verantwoordingsorgaan, De Nederlandsche Bank (DNB), en hun deelnemers te informeren over de samenstelling van de (feitelijke) pensioenpremie en de hoogte van de componenten waaruit deze premie is opgebouwd. Voorafgaand aan de vaststelling van de pensioenpremie moeten de fondsen deze informatie opnemen in de adviesaanvraag aan het verantwoordingsorgaan. Nadat de pensioenpremie is vastgesteld, moeten de fondsen de informatie over de samenstelling van de pensioenpremie en de hoogte van de premiecomponenten opnemen in de actuariële en bedrijfstechnische nota, alsmede in de jaarrekening en het jaarverslag.

Evenwichtige afweging generaties

“DNB heeft een toets ontwikkeld waarmee kan worden vastgesteld of de belangen van verschillende generaties bij het premiebesluit evenwichtig zijn afgewogen”, zegt de toelichting. De reactie van de Raad van State hierop is veelzeggend:

“In dit verband wijst de Afdeling op enige structurele onevenwichtigheden ten aanzien van het pensioenstelsel zelf. In het bijzonder kan worden gewezen op de doorsneepremie, die impliceert dat – kort gezegd – jongere werknemers teveel premie betalen in relatie tot de pensioenopbouw, terwijl oudere werknemers relatief te weinig premie betalen. Dit is geen probleem zolang het merendeel van de werknemers gedurende zijn gehele werkzame leven blijft deelnemen aan een pensioenregeling, de verhouding tussen het aantal actieve deelnemers en het aantal gepensioneerden grosso modo gelijk blijft en zolang de bijdragen, alsook de aard en omvang van de aanspraken door de jaren heen, geen grote veranderingen ondergaan. Aan geen van deze voorwaarden wordt voldaan.”

Het kabinet heeft daar geen fundamenteel weerwoord op. Wel wordt toegezegd dat DNB in een later stadium “ als het wetsvoorstel in een verder gevorderd stadium is, nader zal aangeven wat het van pensioenfondsen verwacht in het kader van de generatie-evenwicht-toets op de premie”

Vrijstelling box 3

De Raad van State is niet te spreken over de constructie van de nettolijfrente met vrijstelling in box 3. Met deze introductie “wordt de fiscale regelgeving opnieuw wordt gebruikt voor niet-fiscale doeleinden, zonder dat van tevoren inzicht bestaat in de mogelijke effecten van de voorgestelde maatregel. Dit druist in tegen het in de Fiscale Agenda voorgenomen beleid de instrumentalisering terug te dringen en de fiscale wetgeving waar mogelijk te vereenvoudigen. De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan.”

Dat doet het kabinet inderdaad, maar niet met inhoudelijke argumenten zoals die in wetgeving thuishoren. Hier wordt een stuk politieke realiteit als wetsgeschiedenis vastgelegd. “Aangezien het kabinet grote waarde hecht aan het verbeteren van de financiële houdbaarheid van het pensioenstelsel, heeft het kabinet constructief overleg gevoerd met de fracties van D66, ChristenUnie en SGP om te komen tot wijzigingsvoorstellen waarmee voldoende draagvlak kan worden gecreëerd voor aanpassing en aanvulling van het Witteveenkader. In een dergelijk proces is sprake van een belangenafweging waarbij ernaar gestreefd wordt te komen tot een uitkomst waarbij voldoende recht wordt gedaan aan de belangen van de verschillende betrokken partijen. Uiteraard dienen hierbij ook concessies te worden gedaan.”

GEEN REACTIES