(Findinet) Nieuw lijfrentebesluit met veel nieuwe standpunten

Ook wordt geregeld de gelijkstelling beloning tussenpersoon met lijfrente-inleg en met de inleg gelijk te stellen beloningscomponenten.

Het besluit van 13 juni 2012, nr. BLKB2012/283M vervangt het besluit van 10 mei 2010.

Naast de aanpassingen van het besluit aan de gewijzigde wetgeving zijn in dit besluit nieuwe standpunten opgenomen over, dan wel toegevoegd aan de volgende onderwerpen:

Restsaldo lijfrentespaarrekening na de laatste uitkering (2.2.5)

Een nagekomen bedrag van ten hoogste € 500 behoeft in ieder geval niet tot herrekening te leiden. Het uiteindelijke restsaldo van het lijfrentekapitaal kan tezamen met de eerstvolgende uitkering(en), met de laatste uitkering(en), of separaat als extra uitkering worden uitbetaald, onder inhouding van loonbelasting.

Gelijkstelling beloning tussenpersoon met lijfrente-inleg (2.4.1)

Gelet op de bepalingen in de Wet IB 2001 die een lijfrentespaarrekening gelijkstellen met een lijfrenteverzekering, is artikel 1.7b van de Wet IB 2001 met ingang van 2008 ook van toepassing op vergoedingen betaald aan een tussenpersoon voor:

  • het sluiten of het verlengen van een lijfrentespaarrekening;
  • het innen van de inleg op een dergelijke spaarrekening en
  • het (fiscaal geruisloos) omzetten van een lijfrenteverzekering of lijfrentespaarrekening in een (andere) lijfrentespaarrekening.

Met een lijfrentepremie/-inleg gelijk te stellen beloningscomponenten van de tussenpersoon (2.4.2)

De beloning door de klant van de tussenpersoon voor de volgende werkzaamheden is gelijk te stellen met een lijfrentepremie of met een inleg op een lijfrentespaarrekening:

  • het opmaken van het klant- en risicoprofiel dat de tussenpersoon verplicht is op te maken om te mogen bemiddelen;
  • het inventariseren van de specifieke oudedagsvoorzieningen – niet de integrale financiële positie – van de klant in verband met de noodzaak voor een lijfrente;
  • de berekening van de ruimte voor premieaftrek, rekening houdend met bestaande lijfrenten en met de pensioenopbouw;
  • het vergelijken van lijfrenten en offertes van de diverse aanbieders van lijfrenten;
  • het aanvragen van de lijfrente bij de aanbieder en de afwikkeling van de totstandkoming daarvan en
  •  het incasseren van de premies ten behoeve van de aanbieder van de lijfrente.

Herstel (foutieve) overboeking naar lijfrentespaarrekening (2.6)

Een rekeninghouder kan bijvoorbeeld een bedrag abusievelijk hebben overgemaakt naar de geblokkeerde rekening in plaats van naar een gewone spaarrekening bij dezelfde bank.

Bij herstel van een dergelijke foutieve of onwenselijke overboeking wordt de lijfrentespaarrekening in zoverre niet geacht te zijn gedeblokkeerd en worden bij de rekeninghouder geen negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking genomen. Hierbij geldt als voorwaarde dat de rekeninghouder de fout binnen drie maanden na de datum van de overboeking meldt aan de bankinstelling. De bankinstelling kan dan het overgemaakte bedrag zonder fiscale gevolgen retourneren aan de rekeninghouder.

Toerekening premies voor periodieke uitkeringen arbeidsongeschiktheid aan maten in maatschapsverband (3.2.1)

Als sprake is van een in maatschapsverband gesloten verzekering, moeten de betaalde premies worden toegerekend aan de maten naar gelang het bedrag dat door de verzekeraar is berekend voor ieder van hen. De eventuele uitkeringen worden fiscaal genoten door de maat ter zake van wiens arbeidsongeschiktheid de uitkeringen worden gedaan. Dit geldt ook als de maatschap in de polis is opgenomen als de begunstigde van de uitkeringen.

Overgangsregeling uitkeringen arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (3.2.3)

De staatssecretaris keurt onder voorwaarden goed dat in plaats van de niet afgetrokken premies de box-3-waarde op 31 december 2008 van het recht op de uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid in mindering wordt gebracht op de cumulatieve periodieke uitkeringen met ingang van 1 januari 2009.

– Tussentijdse beëindiging van een arbeidsongeschiktheidsverzekering (3.4)

  • Goedkeuring; geen toepassing minimumwaarderingsregel
  • Goedkeuring; geen toepassing minimumwaarderingsregel

Gerechtigden tot nabestaandenlijfrenten; niet-natuurlijk persoon (4.2.1)

Als een niet-natuurlijk persoon afstand doet van de begunstiging te gunste van de andere erfgenamen, worden er geen negatieve uitgaven bij de overledene in aanmerking genomen.

– Overlijden voordat de lijfrente is vastgesteld (4.2.3);

Een verzekerd persoon moet na het bereiken van de contractuele datum bij in leven zijn een lijfrente bedingen binnen de wettelijke termijn die daarvoor bestaat (artikel 3.133, derde lid, van de Wet IB 2001). Deze persoon komt echter te overlijden voordat hij zijn lijfrente heeft kunnen bedingen. In dergelijke situaties zijn de verzekeraars over het algemeen bereid een nabestaandenlijfrente te doen ingaan. In dat geval kan fiscaalrechtelijk hierbij worden aangesloten. De wettelijke termijn voor het bedingen van die nabestaandenlijfrente vangt dan aan op de datum van overlijden van de verzekerde persoon.

GEEN REACTIES