Netspar: maak premieovereenkomst in uitkeringsfase risicodragend

Premieovereenkomsten met levenslange uitkeringen waarvan de hoogte afhangt van behaalde rendementen en eventueel de levensverwachting.

Saskia Bakels, Bert-Jan Bosboom, Gerry Dietvorst, Agnes Joseph, Kees Kamminga, Melanie Meniar, Theo Nijman, Tom Steenkamp en Bas Werker zijn de auteurs van het Netspar Occasional Paper ‘Een toekomstperspectief voor premieovereenkomsten’.

Zij doen een aantal voorstellen die op korte termijn in wetgeving kunnen worden vertaald.

Daarnaast schetsen zij een aantal vraagstukken voor de wat langere termijn, zoals het harmoniseren van de fiscale wetgeving voor aanvullende pensioenen in de tweede en derde pijler; de voor- en nadelen van het introduceren van de mogelijkheid om een deel van het pensioenkapitaal voor bepaalde doelen (bijvoorbeeld zorgkosten en aanpassingen aan de woning) op te mogen nemen en de optie om uitgestelde annuïteiten toe te staan die het (individueel) langlevenrisico na het 80e jaar afdekken.

Flexibiliteit in uitkeringsfase

“Premieovereenkomsten hebben als voordeel ten opzichte van de bestaande collectieve uitkeringsovereenkomsten dat de eigendomsrechten helder zijn gedefinieerd (minder waarderingsproblemen en discussies over rekenrentes) en ze gemakkelijker kunnen worden geïntegreerd met het gebruik van pensioenkapitaal voor wonen of zorg. Ook zijn er meer vrijheidsgraden voor maatwerk in beleggingsbeleid en het afdekken van renterisico en is er meer ruimte voor premiestuur en tegelijkertijd een minder rentegevoelige premie dan in de bestaande uitkeringsovereenkomsten. Ook in uitkeringsovereenkomsten kunnen deze overigens worden ingebouwd; goed vormgegeven uitkeringsovereenkomsten en premieovereenkomsten liggen dicht bij elkaar.

De grote tekortkoming van de bestaande premieovereenkomsten volgens de Nederlandse regelgeving is dat op pensioendatum (in de tweede pijler) een nominaal gegarandeerd inkomen moet worden aangekocht bij pensionering. Doordat deelnemers in die regelingen geen beleggingsrisico kunnen nemen na pensionering (en veel inflatierisico lopen omdat nominale renteontwikkelingen geen invloed hebben op de uitkering) worden deelnemers na pensionering tot een extreme keuze gedwongen in de afruil tussen kosten, ambitie en risico van het pensioencontract. Bovendien is geen sprake van een “level playing field” met uitkeringsovereenkomsten waarin de levenslange uitkering risicodragend is.”

De auteurs stellen voor ook voor premieovereenkomsten in de tweede pijler levenslange uitkeringen mogelijk te maken waarvan de hoogte afhangt van de behaalde rendementen en eventueel van de ontwikkeling van de levensverwachting.
“Dergelijke risicodragende annuïteiten staan ook wel bekend als “variabele annuïteiten”. Ze kunnen eventueel deels gegarandeerd zijn, analoog aan het zogenaamde combicontract.

Bij lage rentes kan in premieovereenkomsten maar heel weinig pensioen worden opgebouwd omdat het in te leggen bedrag gemaximeerd is met een rekenrente die duidelijk hoger ligt dan de rente waartegen belegd moet worden omdat sprake moet zijn van een risicoloze uitkering tot overlijden. Ook dit probleem kan geadresseerd worden door variabele annuïteiten toe te staan.

Pensioenknip

Het toestaan van risicodragende annuïteiten is direct gerelateerd aan de discussie rondom de pensioenknip. In 2009 is het mogelijk gemaakt de conversie van pensioenkapitaal naar een nominaal zeker inkomen uit te stellen. In een brief van november 2013 aan de Tweede Kamer is de regeling gesloten en heeft de staatssecretaris aangegeven bereid te zijn te bezien of de overgang naar de uitkeringsfase langs een andere weg kan worden vormgegeven. De rentegevoeligheid van het met een gegeven kapitaal aan te kopen (verwacht) risicodragend pensioeninkomen is lager dan van een nominaal gegarandeerd pensioeninkomen. Het toelaten van risicodragende annuïteiten maakt het ook mogelijk beleggingsrisico (waaronder rente- en inflatierisico) te lopen in de laatste jaren van de opbouwfase en in de uitkeringsfase, zonder geconfronteerd te worden met een ongewenst conversierisico.

Risico bij deelnemer

Aanbieders van levenslange uitkeringen dekken het financiële risico van een eventueel langleven af voor het individu. Uitkeringsovereenkomsten bij pensioenfondsen dekken dit risico ook af maar passen de uitkeringen aan aan de ontwikkeling van de levensverwachting (”sterfte-trend”) en nemen gerealiseerde sterftewinst of -verlies in de solidariteitspool, dat wil zeggen ze dekken basis risico (het risico dat de pool zich anders gedraagt dan verondersteld was) niet af. Als premieovereenkomsten alleen geconverteerd kunnen worden naar levenslange uitkeringen waarin dit risico voor rekening van een verzekeraar komt leidt dat tot lagere pensioenuitkeringen omdat verzekeraars een vergoeding zullen vragen voor het overnemen van deze “trend-onzekerheid” en buffers zullen moeten aanhouden. Wij pleiten er voor dat ook in het geval van premieovereenkomsten het mogelijk wordt het risico van verandering in de levensverwachting ook tijdens de uitkeringsfase bij de deelnemer te leggen.

Dit stelt wel hoge eisen aan de communicatie naar deelnemers over de mogelijke consequenties van een hogere levensverwachting. Dit aspect zou in al lopende dossiers rond Financiële Planning voor de oudedag en het pensioendashboard moeten worden meegenomen.”

GEEN REACTIES