Pensioenfederatie zet haar standpunten in jaarverslag op een rij

De kosten voor pensioenbeheer bedroegen in 2012 per deelnemer gemiddeld 107 euro, in 2011 was dat 103 euro.

Dit meldt het jaarverslag 2013 van de Pensioenfederatie. De toename is goeddeels toe te schrijven aan inflatie, gestegen toezichtkosten en kosten die fondsen maken in de aanloop naar nieuwe pensioencontracten. De kosten van het vermogensbeheer (als percentage van het gemiddeld belegd vermogen) kwamen in 2012 uit op gemiddeld 0,43 procent (2011: 0,40 procent). Voor transactiekosten bedroeg dit percentage gemiddeld 0,15 procent (2011: 0,13 procent). Het gewogen gemiddelde van de kosten vermogensbeheer bedroeg 0,53 procent.

Toezichthouder houdt zich teveel bezig met beleid

De Pensioenfederatie is een voorstander van goed toezicht. En het staat buiten kijf dat er voldoende budget moet zijn voor de kerntaak van de toezichthouders: het toezien op het nakomen van wettelijke verplichtingen. Echter: “naast toezichttaken die voortvloeien uit de wet constateert de Pensioenfederatie dat er door de toezicht¬houders in toenemende mate mankracht en energie wordt gestoken in beleidsontwikkeling die logischerwijs bij de wetgever of pensioensector zelf thuis hoort. Dit leidt tot forse kostenverhogingen die haaks staan op de noodzaak – die ook wordt benadrukt door de toezichthouders zelf – dat pensioenfondsen hun kosten terugbrengen. In 2013 heeft de Pensioenfederatie bij twee consultaties over financieel toezicht haar zorgen geuit over het toekomstige gebrek aan ‘incentives’ om de toezichtkosten in de hand te houden. In het regeerakkoord van het kabinet Rutte-Asscher is opgenomen dat de overheidsbijdrage voor het financieel toezicht per 2015 volledig wordt geschrapt. Daardoor vervalt voor de overheid ook de financiële prikkel om goed naar de inzet van de financiële middelen van de toezichthouders te kijken. De Pensioenfedera¬tie acht deze prikkels wel noodzakelijk.”

Pensioenfederatie versus CPB over doorsneesystematiek

“In december werd een rapport van het CPB over de voor- en nadelen van de door veel Nederlandse pensioenfondsen gehanteerde doorsneesyste¬matiek gepubliceerd. Het CPB concludeert in het rapport dat als er vanaf het begin (de jaren 50) een actuariële premie was geheven in plaats van de doorsneepremie, er op het moment 8 procent meer pensioen voor alle generaties zou zijn geweest. Dit is een theoretische conclusie waarop het nodige is af te dingen. Om een adequate discussie over de doorsnee¬premie te kunnen voeren, is het volgens de Pensioenfederatie belangrijk dat de werking volledig duidelijk is. Daarom publiceerde de Pensioen¬federatie voorafgaand aan de publicatie van het CPB-rapport zelf een toelichting op de doorsneesystematiek. De Pensioenfederatie vindt draagvlak van de deelnemers voor het stelsel van het grootste belang. De verplichte pensioenopbouw, die voor het overgrote deel van werkend Nederland geldt, heeft een groot draagvlak, dat bleek in november 2013 uit een in opdracht van de Pensioenfederatie door de Stichting Econo¬misch Onderzoek (SEO) verricht onderzoek, dat tijdens het jaarcongres van de Pensioenfederatie werd gepresenteerd.”

Findinet plaatste in een column vraagtekens achter de uitkomsten van dit onderzoek

GEEN REACTIES