Levensverwachting pasgeborenen en ouderen sterk gestegen

Tussen 2000 en 2010 is de levensverwachting van pasgeborenen sterk toegenomen. Deze steeg voor mannen van 75,5 tot 78,8 jaar en voor vrouwen van 80,6 tot 82,7 jaar.

De resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd nam bij mannen toe van 15,3 tot 17,6 jaar. Bij vrouwen was de toename iets minder sterk, van 19,2 tot 20,8 jaar, meldt het CBS.

Grotere kans om 80 te worden

De kans van een 65-jarige om 80 te worden is het afgelopen decennium sterk gestegen. Dankzij de lagere sterfterisico’s in 2010 bedroeg deze kans voor mannen dat jaar 63 procent. Tien jaar eerder was dat maar 52 procent.

Bij vrouwen was de toename minder sterk, maar hun kans om 80 te worden is nog beduidend groter dan die van mannen. Met de overlijdensrisico’s van 2010 haalt drie kwart van de 65-jarige vrouwen de 80.

Ook de kans om heel oud te worden stijgt

Als de huidige sterfterisico’s ook in de toekomst blijven gelden, wordt een derde van de 65-jarige vrouwen 90 jaar of ouder. Tien jaar geleden was dit nog een kwart. Bijna een op de vijf mannen van 65 jaar mag verwachten 90 jaar of ouder te worden, tegen bijna een op de negen in 2000.

De kans dat een 65-jarige 100 jaar oud wordt is in het afgelopen decennium ruim verdubbeld voor vrouwen en verdrievoudigd voor mannen. Deze kans is echter nog steeds klein: ruim 2 procent voor 65-jarige vrouwen en minder dan 1 procent voor 65-jarige mannen.

Levensduur valt waarschijnlijk nog hoger uit

De levensverwachting in 2010 is berekend op basis van de sterfterisico’s per leeftijd die in dat jaar golden. Als deze risico’s in de toekomst verder blijven dalen in het tempo dat verondersteld is in de meest recente bevolkingsprognose, zal de resterende levensverwachting van 65-jarige mannen nog circa 1,5 jaar hoger uitvallen. Bij vrouwen komt er in dat geval 1,2 jaar bij. Gevolgen

De toenemende levensverwachting leiden ertoe dat levensverzekeraars extra voorzieningen voor het langlevenrisico moeten treffen. Zij hebben dat overigens al in een eerder stadium gedaan. Ook heeft het uiteraard consequenties voor de pensioenuitvoerders. Zij moeten rekening houden met een verhoging van de verplichtingen.

De nu vastgestelde verhoging van de levensverwachting zal geen consequenties hebben voor de verhoging van de pensioenleeftijd. Dat is anders waar het de prognose van het CBS betreft. Die kan van invloed zijn op de leeftijdverhoging per 2030.

Het Pensioenakkoord zegt daarover:

“De pensioenrekenleeftijd wordt voor de pensioenopbouw met ingang van 1 januari 2011 aangepast aan de aangekondigde verhoging van de AOW-leeftijd. De pensioenrekenleeftijd in 2011 wordt daarmee gelijk aan de AOW-leeftijd zoals die in 2020 zal gelden (66 jaar). In 2015 wordt de pensioenrekenleeftijd gesteld op de voor 2025 te verwachten AOW-leeftijd van 67 jaar.

Naar de verdere toekomst toe bepleiten sociale partners een zelfde aanpak als bij de AOW, dat wil zeggen dat eenmaal per vijf jaar op basis van geautoriseerde gegevens over de ontwikkeling van de levensverwachting een generieke aanpassing van de pensioenrekenleeftijd plaatsvindt. Gedurende de tussenliggende periode vindt geen verdere aanpassing van de pensioenrekenleeftijd meer plaats.”

GEEN REACTIES