Kifid: registratietermijn EVR moet tot minimum worden beperkt

Kifid: registratietermijn EVR moet tot minimum worden beperkt
© Pixabay

De registratietermijn in het Externe Verwijzingsregister na fraude mag niet standaard acht jaar bedragen, oordeelt de Geschillencommissie van het Kifid. Volgens de Algemene verordening persoonsgegevens (AVG) moet zo’n periode tot een minimum worden beperkt.

Wanneer er sprake is van fraude, kan een financiële dienstverlener besluiten om de persoonsgegevens van de betrokken consument te registreren in het Externe Verwijzingsregister (EVR). Met regelmaat beklagen consumenten zich bij het Kifid over die registraties.

Geldezel

In de onderhavige zaak heeft een consument zich laten gebruiken als geldezel. Hij had een betaalrekening met betaalpas en internetbankieren bij ABN AMRO. In april 2020 reageerde de man via Snapchat op een advertentie waarin stond dat hij ‘snel geld kon verdienen’.

De consument beweert dat hij is beroofd van zijn betaalpas en bankgegevens, maar de Geschillencommissie concludeert dat hij willens en wetens zijn betaalpas en pincode aan een derde heeft gegeven. Hij heeft zich met andere woorden als geldezel laten gebruiken: iemand die zijn bankrekening ter beschikking stelt van criminelen, die geld dat afkomstig is van een misdrijf via de betreffende bankrekening opnemen.

Na de afgifte van de bankgegevens volgden een aantal pogingen tot het verhogen van de limiet van de betaalpas, een reeks transacties en geldopnames bij een geldautomaat. Volgens de consument – die meerdere keren met zijn bank contact opnam om het misbruik van zijn rekening door te geven – zijn deze handelingen niet door hem verricht. De bedragen waren afkomstig van slachtoffers van marktplaatsfraude.

Afweging van proportionaliteit

Naar aanleiding van deze gebeurtenissen heeft de bank de overeenkomsten met hem beëindigd en hem voor een termijn van acht jaar opgenomen in het interne verwijzingsregister (IVR), het Incidentenregister en het externe verwijzingsregister (EVR). Over deze registraties heeft de consument zich bij Kifid beklaagd. Hij vindt de registraties onterecht en buitenproportioneel.

De Geschillencommissie vindt de registratie zelf in dit geval terecht. Maar de bank moet zich daarbij wel houden aan het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (PIFI) en aan de in Nederland geldende privacywetgeving. Zowel de privacywetgeving als het PIFI schrijven voor dat de bank nagaat wat de duur van de registratie moet zijn, de zogenoemde afweging van proportionaliteit.

Ernstige gevolgen

Daarbij moet zij de belangen van de betrokken consument meewegen. Immers, de registratie kan voor de consument ernstige gevolgen hebben, zoals het niet kunnen krijgen van een hypotheek of het niet kunnen gebruikmaken van een gewone betaalrekening.

De Geschillencommissie ziet veel banken uitgaan van acht jaar. Volgens de AVG echter moet de registratieperiode van persoonsgegevens worden beperkt tot een strikt minimum: niet langer dan nodig is voor het doel. De Geschillencommissie oordeelt dat gekeken moet worden naar de omstandigheden van een specifieke zaak. Dit geldt zowel voor registratie in externe als in interne registers.

Mate van verwijtbaarheid

Daarbij zijn in ieder geval de aard van het geregistreerde gedrag en de mate van verwijtbaarheid van belang. Bovendien moet de bank ook naar de persoonlijke situatie van de consument kijken, zoals de leeftijd en maatschappelijke positie, én het risico op herhaling van het gedrag.

De Geschillencommissie concludeert dat het aan een financiële dienstverlener is om te motiveren waarom de door hem vastgestelde registratietermijn écht noodzakelijk is. In deze zaak ziet zij aanleiding om de duur van de registratie te verkorten tot zes jaar. Het gedrag van de consument is zeer verwijtbaar, maar er zijn nog zwaardere feiten denkbaar, aldus de Commissie.

De registraties in de Gebeurtenissenadministratie en het Interne Verwijzingsregister van de bank zijn wél proportioneel: deze zijn alleen voor intern gebruik bij de bank. Dat hoeft het aanvragen van een rekening bij een andere bank niet in de weg te staan.

De uitspraak GC 2022-0335 over de klacht van een consument tegen ABN AMRO is bindend.

GEEN REACTIES