Eén FTK gaat voordelen nominaal en reëel contract verbinden

Klijnsma komt met een nieuw pensioenwetsontwerp waarin de veelgevraagde tussenvariant wordt uitgewerkt en de invaarproblematiek wordt omzeild.

De tussenvariant moet de beperkingen van enerzijds het nominale en anderzijds het reële contract zoals voorgesteld in het wetsontwerp voor een nieuw FTK wegnemen. Klijnsma volgt hiermee het consultatie-advies van de Pensioenfederatie en veel andere organisaties. De uitwerking lijkt voor een belangrijk deel geïnspireerd door het model dat ABP heeft voorgesteld.

In de praktijk betekent dit, dat er een geheel nieuw voorstel van wet geschreven moet worden en dat opnieuw overleg met de markt gaat plaatsvinden. Toch wil staatssecretaris Klijnsma – die nog in het midden laat of een nieuwe consultatieronde gaat plaatsvinden – vasthouden aan de planning om het wetsvoorstel vóór het kerstreces naar de Tweede Kamer te sturen.

Ze hecht veel belang aan de meer fundamentele opmerkingen die over het bestaande pensioenstelsel zijn gemaakt en over de effecten daarvan voor de verschillende groepen deelnemers, lees: generaties.

“Deze vragen overstijgen de problematiek van de financiële houdbaarheid, die bij de aanpassing van het ftk centraal staat. Die vragen gaan veel meer over de inrichting van het pensioenstelsel als geheel. Het adresseren van deze vragen is van groot belang en vraagt om een breder maatschappelijk debat met een ander tijdsverloop. Over het debat over deze lange termijn vragen zal ik u in november verder informeren als ik de eerder aangekondigde beleidsdoorlichting aanvullende pensioenen naar uw Kamer stuur.”

De invoering van een nieuw FTK moet dus gezien worden als een tussenstap naar een fundamentele hervorming van het stelsel.

Als belangrijkste kenmerken van de tussenvariant noemt Klijnsma:

  • Toepassing van de spreidingsmethodiek voor financiële schokken. Hierdoor wordt voorkomen dat gepensioneerden met abrupte kortingen worden geconfronteerd door financiële schokken of stijging van de levensverwachting.
  • Het helder maken van de wijze waarop risico’s worden opgevangen door vooraf aan te geven hoe op bestaande aanspraken wordt gekort.
  • Het introduceren van duidelijke en eerlijke verdeelregels rond de indexatie, zodat de buffer eerlijk over jong en oud wordt verdeeld.
  • Een stabiele kostendekkende premie. Dit is van belang voor stabiele koopkracht en loonkosten.
  • Robuuste sturingselementen. De afhankelijkheid van dagkoersen op financiële markten zal verdwijnen en worden vervangen door een sturingsinstrum dat beter past bij een stelsel dat gericht is op de lange termijn.

Het kader is gericht op het realiseren van een geïndexeerde pensioentoezegging. Er gelden geen beperkingen voor de hoogte van de indexatie-ambitie, met dien verstande dat net als nu de fiscale regels grenzen stellen. De opgebouwde aanspraken worden op dezelfde manier beschermd als in de huidige systematiek het geval is, maar er wordt veel explicieter gemaakt hoe moet worden omgegaan met risico’s.

Stabiele premie

Voorgesteld zal worden om de premiesystematiek aan te passen en te kiezen voor de geleidelijkheid van een tienjaarsrentemiddeling (cf. hoofdlijnennota). Net zoals in het huidige toetsingskader blijft het dan mogelijk om de rente waarop de premie wordt gebaseerd te middelen over de afgelopen 10 jaar. De precieze premiesystematiek bevat meer aspecten die bij het wetsvoorstel aan de orde zullen komen. Aandachtspunt daarbij is evenwicht tussen kostendekkendheid en stabiliteit.

Overigens gaat de staatssecretaris er nog steeds van uit dat na aanpassing van het Witteveenkader en het FTK per saldo sprake zal zijn van een premieverlaging van 6 miljard.

Voordeel van het nieuwe wetsontwerp met één FTK vindt Klijnsma dat niet hoeft te worden ‘ingevaren’ (invaren houdt in dat nieuwe contractvoorwaarden ten aanzien van de toekomstige opbouw ook van toepassing worden op de reeds opgebouwde aanspraken).

GEEN REACTIES