DNB: pensioenstelsel moet beter aansluiten bij de huidige tijd

Een nieuw FTK is een belangrijke stap, maar verdere aanpassingen op het gebied van transparantie, individualiteit en flexibiliteit zijn nodig.

Dit schrijft DNB in haar jaarverslag 2013 (vanaf pag. 68) De toezichthouder noemt het daarbij essentieel “de sterke elementen van het stelsel, zoals kapitaaldekking en het verplichte pensioensparen, te behouden”.

Reële dekkingsgraad circa 82%

“De herziening van het financieel toetsingskader (FTK) is een noodzakelijke stap die in 2014 verder wordt uitgewerkt. Daarbij is een voortvarende aanpak essentieel. Dit draagt bij aan een solide pensioensector en een noodzakelijk herstel van vertrouwen in dat stelsel. Overigens blijkt dat de gemiddelde (nominale) dekkingsgraad eind 2013 weer boven het minimum vereist eigen vermogen van circa 105% lag. Tegelijkertijd bedroeg de reële dekkingsgraad circa 82%, hetgeen betekent dat er nog steeds onvoldoende geld is om de pensioenen structureel te compenseren voor inflatie. De reële dekkingsgraad is berekend in de veronderstelling dat de prijsinflatie 2% bedraagt.

Een structurele verbetering van de financiële basis onder het huidige stelsel is daarom van belang, ook met het oog op het verdere herstel van het consumenten vertrouwen.”

Verdergaande aanpassingen

“Op lange termijn vraagt de houdbaarheid van het pensioenstelsel om verdergaande aanpassingen. Zo zijn op het terrein van de financiële houdbaarheid verdere verbeteringen mogelijk, onder meer door een verbetering van de transparantie.

Het is voor deelnemers bijvoorbeeld belangrijk om te weten waar ze op kunnen rekenen ten aanzien van de verwachte hoogte van het pensioen en de onzekerheid daaromheen. Ook met het oog op de maatschappelijke houdbaarheid van het pensioenstelsel zijn verdere aanpassingen van belang. Het gaat dan vooral om wijzigingen in de institutionele inrichting van het stelsel die zorgen voor een betere aansluiting bij de huidige maatschappij, waarin deelnemers meer transparantie verwachten, een grotere behoefte aan keuzevrijheid kennen en steeds gevarieerdere carrièrepaden doorlopen.”

Andere systematiek voor doorsneepremie

“Tegen deze achtergrond heeft de staatssecretaris van SZW aangekondigd in 2014 een brede maatschappelijke discussie over de toekomst van het Nederlandse pensioenstelsel op te willen starten. Een logisch thema in deze discussie is dat van uniformiteit. Pensioenfondsen zijn in het huidige stelsel verplicht alle deelnemers, zowel qua premie-, aanspraken- als beleggingsbeleid, in hoge mate identiek te behandelen. Een voorbeeld hiervan is de zogenoemde doorsneepremie. Mede door de opkomst van het zelfstandig ondernemerschap (zzp’ers), het onderbreken van de loopbaan voor studie- of zorgverlof en het wisselen van werkgever zijn arbeidspatronen tegenwoordig meer divers. Voor de uitlegbaarheid van het stelsel is het daarom van belang om een transitie van de doorsneepremie naar een andere systematiek nader te verkennen.”

Stabiele premie en flexibele pensioenopbouw

“Vanuit macro-economisch perspectief is het verder van belang om een betere balans te vinden tussen stabiele premies en stabiele uitkeringen. Bij ‘zuivere’ uitkeringsovereenkomsten ontstaat bij financiële tegenvallers veelal druk om de pensioenpremie te verhogen. Een dergelijke maatregel versterkt weliswaar de financiële positie van een pensioenfonds, maar kan tegelijkertijd procyclisch werken. Wijzigingen in de premie zijn – via het werkgeversdeel – immers van invloed op de concurrentiepositie van bedrijven en de werkgelegenheid.

Een mogelijk alternatief is het hanteren van een stabiele pensioenpremie. Bij een risicovol beleggingsbeleid leidt een stabiele premie echter tot volatiliteit in de aanspraken en de uitkeringen. Via het consumentenvertrouwen is dit ook van invloed op de macro-economie, al is het cyclische effect van een schok in de premies doorgaans groter dan het effect van een schok in de aanspraken en uitkeringen. Dit omdat veranderingen in de nog niet ingegane pensioenen minder direct economisch effect hebben. Tegelijkertijd staat de kostendekkendheid van de pensioenpremie in het huidige stelsel voorop. Premiestabilisatie kan hiermee op gespannen voet staan. Een mogelijkheid om de kostendekkendheid van de premie te borgen, is het flexibel maken van de pensioenopbouw.

Dit alternatief kent een minder grote macro-economische impact dan forse premiefluctuaties.”

Maak solidariteitsvormen transparant

“Tot slot is het in de brede maatschappelijke discussie van belang om de sterke elementen van het Nederlandse pensioenstelsel te behouden. Zo onderscheidt het Nederlandse stelsel zich in internationaal perspectief door de prominente rol van kapitaaldekking en het verplichte karakter van pensioensparen. Ook het collectieve karakter van onze pensioenen is een sterk kenmerk. Collectiviteit leidt tot schaalvoordelen en maakt risicodeling mogelijk, zodat mee- en tegenvallers over verschillende generaties verdeeld kunnen worden. Wel kent deze vorm van solidariteit grenzen. Een onevenredige belasting van groepen deelnemers kan het collectieve karakter onder druk zetten. Voor het behoud van draagvlak is het van belang om solidariteitsvormen transparant te maken."

GEEN REACTIES