DNB nuanceert kortingsdrama pensioenen

Tegenover 5,6 miljoen mensen die getroffen zijn door de verlaging van de pensioenrechten staan 11 miljoen deelnemers die niet zijn gekort en wel geïndexeerd.

Met deze cijfers plaatst DNB in een terugblik op de afgelopen 5 jaar de kortingen en indexeringen in perspectief.

Door per fonds alle actieve deelnemers, gepensioneerden en slapers bij elkaar op te tellen, is sprake van een forse dubbeltelling. DNB komt namelijk in totaal uit op 16,9 miljoen gerechtigden in de volgende opstelling:

Van de huidige 381 pensioenfondsen, hebben er sinds 2008 276 fondsen geïndexeerd, 64 zowel geïndexeerd als gekort, 11 alleen een korting doorgevoerd, en 30 geen van beide. De omvang van de indexatie is groter dan de omvang van de kortingen: de gewogen gemiddelde indexatie sinds 2008 bedraagt 3,5% en de korting 1,0%. Vertaald naar het aantal deelnemers: de kortingen raakten 0,3 miljoen mensen, indexatie 11 miljoen mensen, 0,3 miljoen geen van beide en 5,3 miljoen mensen zagen hun pensioenen zowel in waarde toenemen door indexatie als afnemen door korting.

Indexatie

De meeste pensioenen groeiden de afgelopen vijf jaar maar gedeeltelijk mee met de prijsinflatie. Slechts een beperkt aantal fondsen kon volledig indexeren. Gemiddeld bleef de pensioensector circa 6,3% achter op de prijsinflatie. In het jaar 2008 is er relatief veel indexatie verleend. Reden hiervoor is dat de verleende indexatie begin 2008 gebaseerd is op de financiële situatie in het laatste kwartaal van 2007. Toen stond de pensioensector er relatief nog goed voor.

Opvallend is dat sommige pensioenfondsen zowel hebben geïndexeerd als gekort. Dit komt doordat zij onmiddellijk indexeerden zodra hun financiële positie dat weer toeliet. Dit is met name begin 2010 gebeurd, na opleving van de beurzen in het jaar 2009. Dit herstel bleek echter maar tijdelijk. Hierdoor zakte de dekkingsgraad, mede als gevolg van de verleende indexatie, opnieuw weg onder het minimaal vereiste niveau. Bij de totstandkoming van het septemberpakket afgelopen nazomer is besloten tot een hogere minimumgrens voor indexatie voor pensioenfondsen die gebruik maken van maatwerk of spreiding van kortingen. Overwogen zou kunnen worden om deze minimumgrens in het nieuwe FTK voor het nominale contract te handhaven, zodat er geen “zig-zag” beleid met betrekking tot indexatie en korten hoeft te worden gevoerd.

Dezelfde omstandigheden, verschillende uitkomsten

Waar de pensioensector een sterk uiteenlopend beeld oplevert als het gaat om kortingen en indexaties, rijst de vraag waarom de mate van indexatie en kortingen per fonds sterk uiteenloopt. Elk pensioenfonds kampt immers met dezelfde verslechterde omstandigheden, zoals de lage rente, de gestegen levensverwachting en de afzwakking van het premie-instrument.

Inventarisatie van de gegevens door DNB leert dat er drie oorzaken zijn die de verschillen tussen pensioenfondsen grotendeels verklaren. In de eerste plaats is uiteraard de uitgangspositie van het pensioenfonds aan het begin van de crisis een belangrijke factor. Een pensioenfonds met hogere buffers kan tegenslagen gemakkelijker opvangen. Daarnaast speelt ook de aard van de regeling een belangrijke rol. Sommige pensioenfondsen (vooral ondernemingspensioenfondsen) indexeren meer omdat werkgevers bijstorten om kortingen of het uitblijven van indexatie te voorkomen. Een derde reden is gelegen in het beleggingsbeleid en de mate van rente-afdekking door pensioenfondsen: fondsen die tijdig het renterisico volledig of in belangrijke mate afdekten, hebben minder last gehad van de dalende rente.

Meer op de website van DNB

GEEN REACTIES