Afschaffing doorsneesystematiek kan vrijwel probleemloos

Beleidsmakers moeten in 2015 doorpakken met dit systeem aan de kant te zetten, temeer omdat de overgangsproblemen goed te overzien zijn.

Dat schrijven Raymond Gradus, directeur Wetenschappelijk Instituut CDA en verbonden aan de VU Amsterdam en Lucien Vijverberg, Wetenschappelijk Instituut CDA op de website MeJudice.

Zij grijpen terug naar hun rapport ‘Naar een solide en solidair pensioenstelsel – bouwstenen voor een hervorming’, waarin het Wetenschappelijk Instituut van het CDA haar visie op een nieuw pensioenstelsel weergeeft.

Kort gezegd kiest zij voor een combinatie van vaste premieovereenkomsten (DC) en de in het buitenland veel toegepaste IDC-regeling (Individual Defined Contribution).

In een IDC-stelsel zegt de werkgever een bepaalde vaste premie toe en heeft de werknemer een eigen pensioenrekening met “keuzevrijheid”. Dit stelsel heeft (per definitie) een actuariële neutrale opbouw en daarmee een perfecte aansluiting tussen betaalde premie en verkregen pensioenrechten.

Met dit systeem nemen zij onder meer afscheid van wat zij noemen ‘het onhoudbaar geworden’ doorsneesysteem.

Transitieproblemen

In het MeJudice artikel gaan de auteurs in op de problemen en kosten die sommige organisaties noemen die gepaard gaan met het afschaffen van het systeem.

Gradus en Vijverberg stellen daar tegenover: Een overgangsregeling kan bijna probleemloos worden gefinancierd als pensioenfondsen hun vermogensbeheerskosten voortaan beperken tot een bedrijfsbrede benchmark. Een overgangsregeling die wordt uitgesmeerd over een periode van 20 jaar want er is geen enkele noodzaak om dit in één jaar te doen.

Ook eerdere overgangsregelingen met betrekking tot VUT/prepensioen werden over meerdere jaren uitgesmeerd. Bovendien is er geen noodzaak om iedereen tot op de komma te compenseren ook omdat sommige cohorten nog veel eindloonrechten bezitten. Eveneens kan een regeling afhankelijk van de leeftijd eenvoudigweg plaatsvinden door voor een gewerkt jaar een extra opbouw te gunnen.

Een overgangsregeling hoeft niet tot een premiestijging te leiden, omdat ook bij de uitvoeringskosten nog besparingen zijn te behalen. Belangrijk daarbij is een stelselwijziging en verdere vereenvoudigingen. Hierdoor zullen de uitvoeringskosten door twee oorzaken dalen.”

Deze oorzaken zijn:

Het aantal pensioenuitvoerders zal verder afnemen, waardoor aanzienlijke schaalvoordelen zijn te behalen.

Ten tweede kunnen de uitvoeringskosten dalen, “doordat een door ons voorgestelde beschikbare-premieregeling (DC) minder administratiekosten vergt dan een regeling met toegezegde uitkeringen (DB). Dit komt voor een deel, doordat het financiële toetsingskader eenvoudiger zal zijn. Onderzoek van DNB geeft aan dat de uitvoering van een DC-regeling door pensioenfondsen aanzienlijk goedkoper is dan de uitvoering van een DB-regeling”

Lees hier het artikel op de website van MeJudice.

GEEN REACTIES