DNB werkt start “verzekeraar van intermediairs” tegen

Een aanvraag op een onderdeel afwijzen, die afwijzingsgrond ongedaan maken maar een nieuw argument voor een veto hanteren en dat bij herhaling: de martelgang van een aanvraagprocedure.

Het is 25 oktober 2011 als de O.A.W.M. (Onderlinge Assurantie Waarborg Maatschappij) DNB vraagt een verklaring af te geven voor het uitoefenen van het schadeverzekeringsbedrijf als ‘vrijgestelde kleine onderlinge’. Vanaf dat moment vindt er een levendige mondelinge en schriftelijke discussie plaats tussen de initiatiefnemers en de toezichthouder. De brieven van DNB hebben met elkaar gemeen dat zij negatief op het verzoek oordelen, maar dat is de enige constante factor. Kort gezegd wordt in elk besluit een oordeel geveld over één of hooguit twee onderdelen van het verzoek

De kritiek daarop is volgens DNB voldoende om de aanvraag af te wijzen, waardoor op de overige punten niet hoeft te worden ingegaan. Als die afwijzing met succes wordt aangevochten, komt DNB met een nieuw bezwaar op grond waarvan de verklaring niet kan worden afgegeven. Ondanks meerdere verzoeken volhardt de toezichthouder in die afpel-methode en weigert zij de aanvraag in zijn geheel te beoordelen.

Eén ding is duidelijk: DNB wil niet dat de O.A.W.M. van de grond komt en is bereid dat te bereiken met een keur van argumenten, ook als het nodig is daarvoor de grenzen van haar toezichtgebied te overschrijden. Wat te denken bijvoorbeeld van het feit dat DNB keihard op papier zet dat volgens haar sprake is van “oneigenlijk gebruik” van de onderlinge waarborgmaatschappij-constructie? Pas als O.A.W.M. daar fel tegen protesteert, moet DNB een halfjaar later erkennen dat dit oordeel “geen grond kan vormen voor weigering van de verklaring”. Wel handhaaft DNB de conclusie die louter op haar eigen perceptie is gebaseerd, dat de leden van de onderlinge (de verzekerden dus) onvoldoende informatie krijgen van de risico’s die zij lopen. Het gaat dan met name om het risico dat een eventueel nadelig saldo over hen kan worden omgeslagen, waardoor opgebouwde winst verloren kan gaan. Ook blijft de toezichthouder van mening dat de onderlinge niet beschikt over voldoende herverzekering.

O.A.W.M. is nu uitgepraat met DNB en heeft een beroepsprocedure aangespannen bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Rotterdam. Dit is reden voor mede-initiatiefnemer Pjotr van Tilburg om terughoudend over de zaak te praten. Hij maakt er geen geheim van “bijzonder teleurgesteld te zijn over de manier waarop DNB invulling geeft aan haar verantwoordelijkheid. Natuurlijk heeft de toezichthouder het volste recht ons zogezegd het hemd van het lijf te vragen en diep te duiken in de soliditeit van ons bedrijfsmodel. Net als wij moet DNB er zeker van zijn dat de belangen van de toekomstige verzekerden meer dan volledig zijn gewaarborgd. Dat is altijd onze hoogste prioriteit geweest bij het ontwikkelen van het bedrijfsmodel. Sterker: we zijn ervan overtuigd dat geen enkele traditionele verzekeraar het klantbelang zo voorop kan stellen stelt als wij dat aantoonbaar gaan doen.”

En de inhoudelijke argumentatie van DNB? “Het is DNB niet gelukt om een steekhoudende argument te geven om dwars te liggen, maar argumenten geven hebben ze gedaan. En dat het niet steekhoudend is zeggen niet alleen wij, maar ook een aantal gezaghebbende juristen binnen de branche. Alles is opgetekend in ons beroepschrift, waarin we de rechtbank vragen om DNB te dwingen de aangevraagde verklaring af te geven.”

Zie ook: Zo werkt de ‘verzekeraar van intermediairs’

GEEN REACTIES