Adfiz roept hulp van AFM tegen verzekeraars in. Terecht?

Moeten verzekeraars verplicht worden om aan adviseurs informatie te geven die zij al (moeten) hebben?

Adfiz heeft het onderzoek van de AFM naar de informatieverstrekking rond expirerende lijfrenten aangegrepen voor een persbericht. Daarin roept de intermediairvereniging de AFM op om erop te gaan toezien dat verzekeraars tijdige informatie verstrekken aan de adviseurs.

“Juist de adviseur kan de klant er op wijzen dat hij meer opties heeft dan de producten van de aanbieder waar de lijfrente liep. Te vaak kan de adviseur die rol nu niet goed uitvoeren omdat aanbieders hem niet tijdig informeren en rechtstreeks met de klant communiceren. Daarbij sturen zij regelmatig aan op de eigen producten en voegen soms zelfs standaardoffertes bij”, meldt Adfiz.

Adfiz wijst op artikel 4:99 Wft. Dat artikel luidt: ‘Financiële ondernemingen stellen elkaar over en weer in staat te voldoen aan hetgeen ingevolge dit deel is bepaald, voorzover zij daarvoor van elkaar afhankelijk zijn.’

In de Memorie van Toelichting staat wat de wetgever met dit artikel wil bereiken:

“In bepaalde gevallen kunnen financiële ondernemingen van elkaar afhankelijk zijn voor het voldoen aan de verplichtingen die dit deel stelt. Zo kan een bemiddelaar alleen een financiële bijsluiter verstrekken aan een cliënt indien de aanbieder de financiële bijsluiter aan hem ter beschikking heeft gesteld. Voor dit type afhankelijkheid bepaalt dit artikel dat financiële ondernemingen ervoor moeten zorgen dat de afhankelijke partij aan zijn verplichtingen kan voldoen.”

De vraag is of Adfiz terecht een beroep doet op dit artikel. Nergens staat immers dat de aanbieder verplicht is om de adviseur geheugensteuntjes te sturen? De adviseur die behulpzaam is geweest bij de keuze van een lijfrente, of die zelfs heeft bemiddeld, heeft ongetwijfeld een dossier waarin de expiratiedatum vermeld staat. Hij kan dus autonoom tijdig actie nemen om zijn cliënt de nodige opties voor te leggen.

“De praktijk is”, stelt Adfiz, “dat aanbieders massaal de adviseur passeren en de klant rechtstreeks benaderen. Dit doen zij niet alleen bij expirerende lijfrentes, maar bij allerlei adviesgevoelige producten.”

Dat is een ander pijnpunt. Maar daarvoor kan de AFM niet handhavend optreden op grond van artikel 4:99 Wft. Dat is een zaak die adviseurs en aanbieders in hun samenwerkingsovereenkomst moeten regelen. En overtreedt de aanbieder van die overeenkomst, dan kan de adviseur hem daarop (civielrechtelijk) aanspreken.

Onze conclusie zou zijn dat hier minder een rol is weggelegd voor de AFM en dat dit een kwestie is die adviseurs en aanbieders onderling moeten oplossen. Maar in de eerste plaats kunnen adviseurs al zichzelf en hun klant een dienst bewijzen door intensief contact te hebben en te houden met hun relaties. Dan weten zij als eersten wanneer verzekeringen expireren of op andere gronden aangepast moeten worden.

Zie ook ‘Onderlinge afhankelijkheid’ op de Findinet Kennisportal

GEEN REACTIES