Terechte kritiek van Adfiz op wijziging Wet Bpf 2000

Aanpassing van de artikelen 5, 6 rn 7 van de Wet Bpf is overbodig voor een betere informatievoorziening en leidt tot aantasting van eerlijke concurrentieverhoudingen. Aldus Adfiz.

"Ogenschijnlijk gaat het om een kleine verandering", schrijft Adfiz aan de Tweede Kamer. Gegeven het belang van eerlijke concurrentieverhoudingen in de pensioenmarkt én een goede informatievoorziening aan de consument verzoekt de intermediairvereniging  de politiek dit wetsvoorstel "niet af te doen als een hamerstuk, maar kritisch in het parlement te behandelen".

Waar gaat het om?

De artikelen 5, 6 en 7 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) stellen regels over het gebruik van de naam of het merk van het fonds, de verstrekking van gegevens van deelnemers van het fonds aan derden, alsmede het geven van informatie aan die deelnemers.

Kort gezegd wordt het verbod om te melden hoe een (commercieel) product in de derde pijler zich verhoudt tot het tweede pijlerpensioen van een met naam genoemde verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds versoepeld. Daarnaast mogen pensioenuitvoerders bij het werven van nieuwe klanten gaan aangeven voor welke bpf zij de pensioenregeling uitvoeren.

De wijzigingen in een notendop

– het verbod op het gebruik van de naam en beeldmerken van het bedrijfstakpensioenfonds in het economisch verkeer wordt beperkt tot communicatie met consumenten (en werkgevers) over financiële producten ( art. 5, eerste lid);

– de naam en het beeldmerk van het bedrijfstakpensioenfonds mogen in de richting van consumenten en werkgevers wel worden gebruikt wanneer uitsluitend informatie wordt gegeven over de wijze waarop financiële producten zich verhouden tot een pensioenregeling van het fonds ( art. 5, derde lid, onder a);

– een pensioenuitvoeringsorganisatie mag bij de uitvoering van een pensioenregeling de naam of het merk van het pensioenfonds gebruiken (art. 6, derde lid).

Het bezwaar van Adfiz

"Voor de regering is het verhogen van het pensioenbewustzijn van deelnemers in een pensioenfondsregeling één van de belangrijkste argumenten om dit wetvoorstel in te dienen. Het Adfiz-cluster Pensioen concludeert echter dat dit argument ongegrond is, omdat de nagestreefde verbeterde informatievoorziening ook onder de huidige wetgeving gewoon mogelijk is (zoals ook DNB van mening is). Tegelijk kan niet uitgesloten worden dat met het wetsvoorstel schijninformatie verstrekt gaat worden over de algemene passendheid van aanvullende producten bij een bepaald pensioenfonds, daar waar volgens Adfiz passendheid in alle gevallen op basis van de individuele situatie bepaald zal moeten worden.

Gezien het gebrek aan noodzaak voor de voorgestelde wetswijziging is het extra bezwaarlijk dat met dit wetsvoorstel de eerlijke concurrentiële verhoudingen op het spel worden gezet. Het wetsvoorstel creëert ongelijke mogelijkheden voor commerciële partijen om voordeel te halen uit het gebruik van naam, beeldmerk en gegevens van de verplichte pensioenfondsen.

Vooral de grotere aanbieders van financiële producten, en met name die commerciële aanbieders die aan een pensioenfonds gelieerd zijn kunnen hun commercieel voordeel doen met het wetsvoorstel. (Kleinere) onafhankelijke pensioenadviseurs worden door het voorstel op achterstand gezet. Zwaarwegend vindt Adfiz ook dat de Raad van State ten aanzien van dit wetsvoorstel oneerlijke concurrentie niet uitsluit."

De Raad van State

De regering stelt in de Memorie van Toelichting dat de wetswijzigingen het belang van de consument dienen. Het heeft er eerder de schijn van dat vooral de private dochters van de grote bedrijfstakpensioenfondsen er beter van worden.

Ook de Raad van State heeft zijn bedenkingen:

Het gaat niet zozeer om het geven van voorlichting aan betrokkene over de situatie aangaande zijn oudedagsvoorzieningen of de relatie van financiële producten tot een pensioenregeling, maar om het aanprijzen van financiële producten door middel van commerciële informatie (reclame) over een financieel product.” Ook merkt de Raad op, “dat een aanbieder van financiële producten niet kan voorzien in adequate voorlichting aan de betrokkene, omdat hij alleen over algemeen beschikbare informatie, zoals het pensioenreglement van een pensioenfonds, kan beschikken. Hij heeft niet de beschikking over gegevens aangaande de individuele situatie van de betrokkene. In zoverre is adequate aanvullende informatievoorziening als hiervoor bedoeld, toegesneden op de betrokkene, niet mogelijk.”

Conclusie van de Raad van State is dan ook dat met deze wetswijziging het doel dat de regering zegt te beogen niet wordt gediend.

Dit oordeel weerhield de regering er niet van het wijzigingsvoorstel naar de Tweede Kamer te zenden. Adfiz heeft er dus goed aan gedaan de Tweede Kamerleden hier nog eens op te wijzen.

GEEN REACTIES