(Findinet) Procesdrift werkt niet mee aan imagoverbetering verzekeraars

Uit arrest Hoge Raad blijkt dat verzekeraar meer geïnteresseerd is onder een claim uit te komen dan de klant centraal te stellen.

De zaak waar het hier om gaat heeft betrekking op een levensverzekeringsovereenkomst met lijfrenteclausule rond het tijdstip van de Brede Herwaardering.

Verzekerde dient via zijn adviseur op 9 oktober 1990 een aanvraag in bij AMEV (nu ASR) en betaalt diezelfde dag de premie voor het eerste jaar.

De adviseur heeft op 15 oktober de premie overgedragen aan het rayonkantoor.

Op 17 oktober is is de premie door het rayonkantoor bij het hoofdkantoor gestort.

Deze data zijn belangrijk omdat Financiën op 15 oktober 1990 de Brede Herwaarderingsmaatregelen publiceerde: premies voor levensverzekeringen die afgesloten werden op of na 16 oktober 1990 waren slechts aftrekbaar tot tot en met 31 december 1991.

Voor levensverzekeringen die vóór 16 oktober 1990 zijn afgesloten konden de premies gedurende de gehele looptijd van de verzekering fiscaal in mindering worden gebracht.

AMEV heeft het polisblad op 19 oktober aan verzekerde afgegeven. Daarin staat onder meer: “De premie bedraagt 17.116 gulden per jaar en is verschuldigd vanaf 1-10-1990, voor de laatste maal op 1-10-2006. De aftrekbare premie bedraagt 17.116 gulden per termijn van premiebetaling.”

De Belastingdienst heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzekering na 15 oktober 1990 tot stand is gekomen, zodat de premies slechts tot en met 1 december 1991 konden worden afgetrokken. Verzekerde spreekt AMEV vervolgens aan voor wanprestatie en vordert schadevergoeding.

Er brandt nu een juridische strijd los over de vraag op welk moment er wilsovereenstemming was en dus over de vraag of de polis nog onder het regime van vóór de Brede Herwaardering viel of niet. Daarbij moet worden opgemekt dat AMEV in die tijd geen registratie bijhield op welk moment een aanvraag bij de verzekeraar binnenkwam. In elk geval kon niet bewezen worden dat de polis onder het oude regime viel.

Had AMEV verzekerde moeten waarschuwen dat de premies slechts korte tijd aftrekbaar waren en niet – zoals in de polis wordt gesuggereerd – gedurende de gehele looptijd? Nee zegt de rechtbank, ja zeggen hof en Hoge Raad. “AMEV had moeten wijzen op deze onzekerheid en zou eventueel hebben moeten instemmen met ontbinding van de overeenkomst, indien verzekerde het risico van schade als gevolg van niet-aftrekbaarheid van de premies niet zou hebben willen aanvaarden.”

Doorprocederen

De navorderingsaanslag werd in 1994 door de Belastingdienst opgelegd en de Hoge Raad deed daarover in 2003 uitspraak.

Het eerste vonnis in deze zaak werd gewezen in 2007, het hof oordeelde in 2010 en recent volgde het arrest van de Hoge Raad.

Los van alle juridische argumenten staat vast dat

  •  verzekerde een product kocht dat indertijd zijn populariteit voornamelijk dankte aan het feit dat de premie aftrekbaar was
  • verzekeraars en adviseurs die aftrekbaarheid op niet mis te verstane wijze als verkoopargument hanteerden
  • verzekerde het ‘bewijs’ van die aftrek terugvond op het polisblad
  • AMEV voldoende expertise in huis had om te beseffen dat de Belastingdienst wel eens moeilijk zou kunnen gaan doen en desondanks de verzekerde daarvoor niet heeft gewaarschuwd.

Kortom: het is duidelijk dat verzekerde een product kocht dat niet aan zijn verwachtingen voldeed. Dat op zich valt de verzekeraar misschien niet te verwijten: niet iedereen wist wanneer de publicatie van Financiën met de aankondiging van de Brede Herwaardering zou verschijnen.

Wel wekt het weinig sympathie op dat verzekeraar hieruit geen consequenties heeft getrokken wetende dat de verzekering nooit gesloten zou zijn zonder het daaraan verbonden vermeende fiscale voordeel.

Misschien geldt als verzachtende omstandigheid dat in die tijd het ‘klant centraal-begrip’ nog niet sterk was ontwikkeld. Maar een aantal jaren geleden was dat wel het geval en sindsdien hebben verzekeraars daar de mond van vol. Daarmee is niet te rijmen dat deze rechtszaak tot het bittere eind is gevoerd.

Het zou verzekeraars sieren de dossiers nog eens door te nemen en daaruit de zaken te filteren waarin ‘juridische haarkloverij’ het dreigt te winnen van het klantbelang.

Het volledige arrest

GEEN REACTIES