Nettopensioen wordt niet gelijk aan nettolijfrente

Het kabinet gaat voor het nettopensioen een op de tweede pijler gerichte fiscale behandeling regelen. Dat betekent dat het fiscale kader voor het nettopensioen anders zal zijn dan voor de nettolijfrente.

Dat schrijven staatssecretarissen Jetta Klijnsma en Eric Wiebes in hun aanbiedingsbrief bij het ontwerpbesluit nettopensioen.

Voor het nettopensioen zullen de fiscale voorwaarden worden toegespitst op het loonbelastingregime van de tweede pijler. Dit heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat de kring van gerechtigden bij nabestaandenvoorzieningen beperkter wordt, de hoogte van de pensioenuitkeringen kan variëren binnen de bandbreedte van 100:75 en de mogelijkheid zal bestaan van een premiestaffel gebaseerd op een rekenrente van 3% met een uitkeringsbegrenzing. Ook wordt rekening gehouden met deeltijdfuncties. De benodigde wettelijke aanpassing zal worden opgenomen in (een nota van wijziging bij) het Belastingplan 2015.

Het kabinet had de bedoeling om de extra netto oudedagsvoorziening voor inkomens boven € 100.000 als netto lijfrente te construeren uit te voeren in de derde pijler. Op verzoek van de Tweede Kamer werd mogelijk gemaakt dat ook pensioenfondsen de nettovoorziening kunnen uitvoeren. Dat heeft veel voeten in de aarde. Het kabinet heeft nu een ontwerpbesluit uitvoering nettopensioen gemaakt en dat voorgehangen bij de Tweede Kamer, die daarop kan reageren. Centraal in het besluit staat ‘fiscale hygiëne’ en de gescheiden financiering van het nettopensioen. Er moet sprake zijn van een zuivere DC-regeling zonder rendementsgarantie.

Het is pensioenfondsen daarbij toegestaan om een uitkering in te kopen bij beëindiging van de deelneming, bij overlijden en in de tien jaar voorafgaande aan de pensioendatum. De inkoop van het nettopensioen dient kostendekkend te zijn en de omzetting van het kapitaal in een pensioenrecht of -aanspraak dient plaats te vinden door inkoop in de basispensioenregeling op een actuarieel correcte wijze. Bij de inkoop moet daarom rekening worden gehouden met de levensverwachting van de specifieke groep deelnemers aan het nettopensioen (en niet met de levensverwachting van de deelnemers van het pensioenfonds als geheel). Verder is vereist dat bij de voor het nettopensioen toegezegde pensioenaanspraken of -rechten altijd sprake is van voorwaardelijke toeslagverlening. Deze voorwaardelijke toeslagverlening dient vervolgens als correctiemechanisme wanneer de levensverwachting van de deelnemers aan het nettopensioen meer stijgt dan de levensverwachting van de deelnemers aan de basispensioenregeling.

Pensioenfondsen zijn in beginsel niet verplicht om de risico’s van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en nabestaandenpensioen op risicobasis niet verplicht extern te laten herverzekeren. Een pensioenfonds kan er voor kiezen deze risico’s intern binnen het fonds af te dekken.

Van lijfrente naar pensioen

De Tweede Kamer wilde vervolgens (door het aannemen van de Motie-Omtzigt) dat de netto lijfrente in de tweede pijler als ‘pensioen’ in de zin van de Pensioenwet kan worden aangemerkt.

Zoals hierboven aangegeven krijgen pensioenfondsen de mogelijkheid om te werken met 3% premiestaffels, maar de overige fiscale verschillen tussen de pijlers blijven bestaan. De belangrijkste verschillen zitten in de juridische basis, de verzekeringsvormen, de begunstigden en de afkoopmogelijkheden.

“Het kabinet acht het hierdoor meer passend om voor het fiscale kader ook aan te sluiten bij het feit dat het bij nettopensioen gaat om pensioen in de zin van de Pensioenwet. Dit sluit ook beter aan bij de uitvoeringspraktijk waar ervaring bestaat met een specifiek op de tweede pijler gericht fiscaal kader. Het kabinet is dan ook voornemens de wetgeving op dit punt aan te passen en voor het nettopensioen een op de tweede pijler gerichte fiscale behandeling te regelen. Een dergelijke aanpassing betekent dat het fiscale kader voor het nettopensioen anders zal zijn dan voor de nettolijfrente. Voor het nettopensioen zullen de fiscale voorwaarden worden toegespitst op het loonbelastingregime van de tweede pijler.”

GEEN REACTIES