DNB ziet niets in paritaire bestuurvormen voor APF

Een bestuur met één of meerdere sociale partners per collectiviteitskring vergoot het risico dat het bestuur teveel gaat uitdijen om slagvaardig te kunnen zijn.

In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Algemeen Pensioenfonds wordt onder meer de toezichttoets van DNB aangehaald. Nu heeft staatssecretaris Klijnsma deze toets naar de Tweede Kamer gestuurd.

DNB gaat uitgebreid in op de vergunningaanvraag. Heel in het kort komt het erop neer dat DNB het vergunningverleningsproces voor het algemeen pensioenfonds zo efficiënt mogelijk wil inrichten. Daarom biedt de toezichthouder de mogelijkheid om, al vóór inwerkingtreding van het wetsvoorstel, het vergunningtraject te starten. De vergunning kan uiteraard pas worden verleend na inwerkingtreding van de wet.

Bestuursvormen

Opvallend is het standpunt dat DNB inneemt met betrekking tot de mogelijke bestuursvormen. Zoals bekend werd in het voorontwerp van wet gesteld dat het onafhankelijk bestuur het meest voor de hand liggende bestuursmodel voor een algemeen pensioenfonds dat meerdere pensioenregelingen uitvoert die onderling niet solidair hoeven te zijn. Dat leidde tot veel protest tijdens de consultatie. Veruit de meeste marktpartijen waren van mening dat alle vijf bestuursmodellen uit de Pensioenwet mogelijk moeten zijn. Het kabinet is daarvoor gezwicht met de dat een beperking in de keuze van bestuursmodellen te veel ingrijpt op het primaat van sociale. “De regering vertrouwt erop dat sociale partners eigenstandig tot een zorgvuldige afweging van het bestuursmodel zullen komen, mede in relatie tot de bestuurbaarheid van het algemeen pensioenfonds.”

DNB deelt dat vertrouwen duidelijk niet en wijst op het risico dat de governance knelpunten die zich bij het Multi-ondernemingspensioenfonds voordoen ook voor het APF kunnen gaan gelden.

“Een APF met verschillende collectiviteitskringen zal naar verwachting een groter beroep op het bestuurlijke vermogen doen dan een traditioneel pensioenfonds. De optie om externe deskundigen in het bestuur op te nemen is dan zeker het overwegen waard. Als een APF echter een paritair bestuursmodel kiest en besluit om per ondergebrachte collectiviteitskring een of meerdere sociale partners aan het bestuur toe te voegen, kan dit leiden tot een groot aantal bestuurders. Dit vergroot het risico dat de bestuurlijke omvang teveel gaat uitdijen om nog slagvaardig te kunnen zijn.

Belanghebbenden- versus verantwoordingsorgaan

De kracht van het onafhankelijk bestuursmodel bij een APF ligt onder meer in de rol van een goed functionerend belanghebbendenorgaan per collectiviteitskring. Per ondergebrachte kring wordt een belanghebbendenorgaan ingesteld, waarin de betrokken sociale partners vertegenwoordigd zijn, met bijbehorende vergaande instemmingsrechten. Indien gekozen wordt voor een paritair bestuur, schrijft de Pensioenwet voor dat niet een belanghebbendenorgaan, maar een verantwoordingorgaan ingesteld wordt, doorgaans met uitsluitend adviesrechten.

De vraag is of in het geval van een APF een verantwoordingsorgaan kan volstaan, omdat het in de rede ligt om de achterban van iedere ondergebrachte kring instemmingsrechten te geven over de wijze waarop met de door hen ingebrachte pensioengelden omgegaan wordt.”

GEEN REACTIES