(Findinet) Deur op een kier voor verzekerd tweede pijler banksparen

Onder voorwaarden wil de regering in beginsel banksparen ook mogelijk maken voor het aankopen van pensioen.

Banksparen is op zichzelf geen optie voor tweede pijler pensioenproducten, omdat niet voorzien wordt in de afdekking van het langlevenrisico.

Financieel adviseur Kapé Breukelaar opperde daarvoor tijdens de uitzending van VARA Kassa van 30 maart 2012 twee mogelijke oplossingen:

Bij aanvang van de deelneming een verzekering sluiten die een uitkering van 70% garandeert na afloop van de bankspaartermijn van 30 jaar.

Eenzelfde verzekering maar zonder premiebetaling. De verzekeraar draagt het risico van langer leven, maar overlijdt de pensioengerechtigde voortijdig dan valt het restsaldo van de bank toe aan de verzekeraar.

De Tweede Kamerleden Ewout Irrgang (SP) en Helma Lodders (VVD) hebben hierover Kamervragen gesteld.

Breukelaar liet in de utzending een paar rekensommen los om aan te tonen dat in zijn modellen de deelnemer op aanzienlijk meer pensioen kan rekenen dan in de huidige situatie.

Of die cijfers kloppen wil Kamp niet bevestigen, omdat hij moleilijk een uitspraak kan doen over producten die nog niet bestaan. Hij wijst erop dat de huidige bankspaarproducten voorzien in een uitkering van 10 tot 20 jaar en niet van 30 jaar.

Maar het valt wel op dat hij de mogelijkheid openlaat om aan een combinatie verzekering/banksparen mee te werken.

“Uitgaande van de verplichting tot het afdekken van het langlevenrisico lijkt het mij goed dat marktpartijen in de eerste plaats bekijken of en hoe het pensioen in de uitkeringsfase zou kunnen worden gesplitst in een bancair deel en een verzekeringsdekking en hoe en waar het langlevenrisico in de uitkeringsfase verzekerd zou kunnen worden. Daarbij zouden ze ook kunnen aangeven hoe het opsplitsen van het pensioenproduct kostentechnisch aantrekkelijk kan zijn. Ook is van belang dat wordt aangetoond hoe wordt gewaarborgd dat pensioengerechtigden geen hinder ondervinden van de samenwerking en informatie-uitwisseling die nodig zal zijn tussen beide instanties en op welke wijze de rechten van gepensioneerden gewaarborgd blijven. Als uit die analyse blijkt dat het realistisch is dat product ook daadwerkelijk op de markt te verkrijgen zal zijn en tot voordeel van werkgevers en werknemers zal kunnen strekken, dan ben ik bereid in gesprek te gaan over wettelijke belemmeringen, zoals de verplichting voor een pensioenuitvoerder als de PPI om bij de uitvoering van Nederlandse regelingen de uitkeringsfase in het geheel aan een verzekeraar te laten. In dat gesprek zal ook aan de orde moeten komen hoe met verschillen in het businessmodel en risicoprofiel van aanbieders van bancaire producten en verzekeraars kan worden omgegaan.”

Kamp heeft wel twijfels:

“Het splitsen van het pensioenproduct in een spaardeel dat ondergebracht wordt bij een bank en een verzekeringsdeel dat ondergebracht wordt bij een verzekeraar vind ik kostentechnisch en administratief een ingewikkelde constructie. Er zullen twee uitvoerders bij betrokken zijn, die elk kosten zullen maken en in rekening bij de deelnemers zullen brengen. De administratie zal complexer worden door de benodigde overdrachten tussen banken en verzekeraars. De deelnemer loopt meer kans dat er fouten worden gemaakt.”

GEEN REACTIES