CPB: Geef zelfstandigen aparte verzekeringen en pensioenfonds

CPB: uniforme regeling voor vaste en flexibele arbeidscontracten
© Px

Het Centraal Plan Bureau pleit voor aparte verzekeringen voor arbeidsongeschiktheid en een apart pensioenfonds voor zelfstandigen. Op deze manier kunnen de verschillen in arbeidsmarktpositie tussen werknemers met een vast contract en flexibele arbeidskrachten worden verminderd. Op langere termijn is daarvoor een stelselwijziging nodig, stelt het CPB in de beleidsnota Lusten en lasten ongelijk verdeeld.

Kwetsbare groepengroepen

Vier van de tien werkenden in Nederland hebben geen vast contract. Zowel het aandeel flexibele dienstverbanden als het aandeel zzp’ers ligt in Nederland hoger dan elders. De groei van flexibele arbeid is bovendien sterker dan in andere Europese landen.
Flexibele dienstverbanden hebben voor- en nadelen. Op economische gronden valt niet te zeggen welk aandeel flexibele arbeidsrelaties in de beroepsbevolking wenselijk is, stelt het CPB. Een flexibele arbeidsmarkt heeft voordelen, zoals een sterker aanpassingsvermogen van de economie. De nadelen die aan flexibele arbeidsrelaties zijn verbonden, komen echter voor een groot deel voor rekening van zwakkere groepen op de arbeidsmarkt.
De stijging van flexibele arbeidscontracten concentreert bovendien zich relatief sterk bij de lagere opleidingsniveaus. Van het huidige cohort laagopgeleide veertigjarigen heeft ongeveer 17% een flexibel contract, tegenover 8% van de hoogopgeleiden. De kans op werkloosheid en armoede is voor werknemers met een flexibel contract driemaal zo hoog als bij werknemers met een vast contract. Zij vinden hun baan bovendien bijna tweemaal zo vaak ‘belastend’. Verder profiteren zij minder van (ontslag‐) bescherming en sociale zekerheid en bouwen zij minder pensioen op. kortom: het huidige stelsel van sociale zekerheid bereikt de meer kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt dus minder effectief dan andere groepen.

Mogelijke stelselwijzigingen

Het CPB heeft onderzoek gedaan naar mogelijke stelselwijzigingen om deze ongelijkheid te verminderen. Het onderscheidt drie opties: (1) meer regulering van flexibele arbeidsrelaties, (2) het verkleinen van de kosten‐ en risicoverschillen voor werkgevers door meer risico’s te leggen bij werknemers met een vast contract en (3) het verkleinen van deze kosten‐ en risicoverschillen door de bescherming en sociale zekerheid voor flexibele arbeid te vergroten. In de praktijk zijn combinaties van de verschillende beleidsrichtingen mogelijk.

In de derde, ‘brede’ variant ontstaat er een stelsel met (mogelijk gefiscaliseerde) regelingen met een meer universeel karakter voor ontslagbescherming, arbeidsongeschiktheid, pensioen en scholing. Zelfstandigen zullen ook onder dergelijke regelingen en de fiscale voordelen voor deze groep vallen.
Ontslagbescherming kan meer worden gelijkgetrokken door tijdelijke werknemers ook recht te geven op een transitievergoeding. Als de transitievergoeding voor vaste werknemers gelijktijdig wordt verlaagd, dan kunnen de totale kosten voor werkgevers gelijk blijven.

Uniforme regelingen voor alle werkenden

Het voordeel van deze variant is een hoge mate van bescherming en verzekering van alle werkenden. De overheid (of collectieve uitvoerder) krijgt een grotere rol, omdat sociale regelingen worden uitgebreid naar zelfstandigen. Dit leidt per saldo tot een groter bereik van collectieve regelingen.

Nadeel is dat er meer beroep op de regelingen wordt gedaan, wat leidt tot een hogere collectievelastendruk. Dit kan weer negatieve gevolgen hebben voor de werkgelegenheid.

De uitvoering speelt een belangrijke rol. Een stelselwijziging richting uniforme regelingen voor alle werkenden is complex en kan lang duren. Op korte termijn kan deze variant binnen het huidige stelsel worden vormgegeven via aparte regelingen voor zelfstandigen. Zo kan voor zelfstandigen een aparte verzekering voor arbeidsongeschiktheid worden geïntroduceerd en kan bijvoorbeeld ook een pensioenfonds voor deze groep worden opgericht.

(CPB)

GEEN REACTIES