Alleen impopulaire maatregelen leiden tot fors lagere zorgkosten

© Pixabay

Wat zorgverzekeraars, zorginstellingen en andere partijen ook verzinnen qua innovatie en preventie, alleen zeer harde ingrepen zullen leiden tot een aanzienlijke daling van de zorgkosten.

Dat blijkt uit het periodieke rapport ‘Zorgkeuzes in kaart’, waarin het Centraal Planbureau een aantal voorstellen beoordeelt op de op te leveren besparingen. En het zal niet verrassen dat de meest impopulaire maatregelen voor de grootste kostenreducties zorgen. Dat wordt dus een hoofdpijndossier voor het volgende kabinet.

Alle voorspellingen wijzen er namelijk op dat de zorgkosten de komende jaren flink zullen doorstijgen en dat daardoor weinig geld overblijft voor ander nieuw overheidsbeleid. Sommige waarnemers gebruikten al de metafoor van het koekoeksjong dat de andere vogelkuikens uit het nest duwt. Wanneer deze trend radicaal moet worden omgebogen dan zijn ook verregaande maatregelen nodig die bij het grootste deel van het electoraat niet lekker liggen.

De grootste klapper is het invoeren van een eigen bijdrage van 150 euro per dbc met een maximum van 885 euro per jaar. Dit levert meteen een jaarlijkse besparing op van 4,5 mrd euro. Een variant daarop, het invoeren van een procentueel eigen risico met een vooraf vast te stellen maximumbedrag, levert bij maxima van 480 tot 670 euro een besparing op van 1 tot 1,8 mrd euro per jaar. Ook het sec verhogen van het eigen risico naar 485 euro tikt aan in de kostenbesparingen: het levert 1,4 mrd per jaar op.

Andere hoogst impopulaire maatregelen die zoden aan de dijk zetten, zijn het onderbrengen van huisartsenconsulten bij het eigen risico (ruim 800 mln euro per jaar) en het invoeren van een eigen bijdrage bij medicijnen. Een bijdrage van 5 euro per recept levert een besparing op van bijna 600 mln euro per jaar. Ook een eigen bedrage per uur voor de wijkverpleging is met een kostenreductie van 450 mln euro per jaar een kaskraker.

Interessant is verder dat het CPB doorrekent wat het scheiden van wonen en zorg in de verpleegzorg gaat opleveren. Dit beleidsinstrument werd tien jaar geleden ingezet bij de traditionele bejaardenoorden, wat er toe leidde dat deze instellingen in rap tempo uit Nederland verdwenen. Ouderen bleven namelijk langer thuis wonen in plaats van dat ze voor de woonlasten in een zorgcentrum betaalden. Uit de berekeningen van het CPB blijkt dat er voor het invoeren van deze maatregelen in de langdurige zorg wel eerst transitiekosten moeten worden betaald, voordat er besparingen mogelijk zijn. Deze kosten lopen naar verwachting op tot in totaal ruim 2 mrd euro, maar daarna zijn de besparingen aanzienlijk. Zonder compensatie voor de zorggebruiker is deze bijna 2 mrd, met gedeeltelijke compensatie 0,5 tot 1,2 mrd euro. Een alternatief is dat Wlz-instellingen allemaal gaan opereren op basis van het PGB. De transitiekosten zijn dan aanmerkelijk lager, maar ook de besparingen zijn dan minder hoog.

Andere maatregelen die maatschappelijke weerstand zullen gaan oproepen, zijn het schrappen van Wlz-vergoedingen voor lichtere zorgzwaartes (besparing loopt in drie jaar op tot 740 mln per jaar) en het schrappen van de huishoudelijke hulp uit de Wmo (500 mln per jaar). Verder rekent het CPB scenario’s door waar burgers meer eigen bijdragen voor de Wlz en de Wmo moeten betalen, op grond van hun eigen vermogen. Dit levert overigens niet al teveel op, met uitzondering van zeer hoge eigen betalingen.

Een inmiddels beproefd instrument, het sluiten van hoofdlijnenakkoorden met ziekenhuizen en andere zorginstellingen, blijft voor flinke besparingen zorgen oplopend tot een half miljard euro per jaar. Een voordeel van deze benadering is dat deze dermate abstract is dat de ‘gewone kiezer’ er geen chocola van kan maken. Dat het in de praktijk betekent dat instellingen zorgplafonds gebruiken en dus een maximum aan behandelingen uitvoeren, dringt maar moeizaam door.

GEEN REACTIES