AFM over verschil tussen pensioenberekeningen en de praktijk

Door Gepubliceerd op: 10 juni 2013

Berekeningen van het fiscaal maximaal pensioenresultaat komen hoger uit dan de feitelijke situatie en dat is nu al niet anders.

De Tweede Kamer heeft in de motie-Krol aan de regering gevraagd of na het voorstel om het Witteveenkader te verlagen nog steeds na 40 jaar werken een pensioen opgebouwd kan worden van 70% van het middelloon. Staatssecretaris Weekers heeft berekend wat de maximale opbouwmogelijkheden binnen het voorgestelde Witteveenkader zijn. De Kamer heeft vervolgens de mening hierover gevraagd aan de AFM.

“Als zodanig zijn de berekeningen voor zover de AFM heeft kunnen vaststellen correct, gegeven de veronderstellingen die zijn gemaakt”, schrijft AFM. “Met toepassing van de gehanteerde veronderstellingen kan het niveau van 70% van het gemiddeld verdiende loon voor vrijwel alle desbetreffende leeftijds- en inkomensgroepen gehaald worden.”

Veronderstellingen versus de praktijk

De pijn zit echter in de veronderstellingen enerzijds en de reële praktijk anderzijds, legt de AFM uit.

“Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen de vraag naar de juistheid van de berekeningen van de fiscaal-maximaal mogelijke pensioenopbouw en de vraag of de gebruikte veronderstellingen overeenkomen met de feitelijke situatie van mensen in de desbetreffende leeftijds- en inkomensgroepen.

Dat is volgens de AFM duidelijk niet het geval:

“ De gebruikte veronderstellingen om het fiscaal maximale pensioenresultaat te berekenen sluiten, juist omdat het om maxima gaat, niet aan bij de huidige feitelijke situatie van veruit de meeste mensen in de betreffende leeftijds- en inkomensgroepen. Door de volgende onderdelen wijkt het werkelijke resultaat af:

Maximale pensioenopbouw

Er is rekening gehouden met een (fiscaal) maximale jaarlijkse pensioenopbouw voor zowel het verleden (2,25% op basis van aanspraken ingaande op 60-jarige leeftijd) als de toekomst (1,75% op basis van aanspraken ingaande op AOW-leeftijd). Uit de pensioenrisicoanalyse van de AFM blijkt dat tot dusverre slechts een minderheid van de werknemers deze maximale opbouw van 2,25% behaalt. Dit is enerzijds het gevolg van kwalitatief minder goede regelingen in de praktijk en wordt anderzijds veroorzaakt door allerlei ‘life events’ bij individuele deelnemers die het pensioenresultaat negatief beïnvloeden (bijvoorbeeld werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, echtscheiding).”

Toeslagen en mogelijke kortingen

“In de berekeningen is rekening gehouden met volledige compensatie voor de gevolgen van inflatie, zowel in het verleden als in de toekomst”, constateert de AFM. In de afgelopen jaren is gebleken dat slechts een minderheid van de deelnemers van de indexatie kon genieten en dat dan die indexatie vaak lager was dan de inflatie. De AFM: “Gezien de huidige financiële situatie van pensioenfondsen lijkt een volledige toeslag in de toekomst voor vele deelnemers aan de optimistische kant.” Verder wijst de AFM erop dat een aantal pensioenfondsen de pensioenaanspraken hebben verlaagd en dat sommige dat in de toekomst (opnieuw) zullen moeten doen.

Toetredingsleeftijd en inkomensgroei

Anderzijds is een aantal veronderstellingen gehanteerd over de toetredingsleeftijd en de inkomensgroei die een lager pensioenresultaat opleveren dan mogelijk is wanneer uitgegaan wordt van de maximaal mogelijke periode van pensioenopbouw en van een bij de feitelijke situatie aansluitende veronderstelling voor de inkomensgroei.

Alles bijeen genomen concludeert de AFM dat de berekeningen van het fiscaal maximaal pensioenresultaat hoger uitkomen dan berekeningen die aansluiten bij de feitelijke situatie. “In de huidige situatie is dat overigens niet anders”, merkt AFM fijntjes op.

Deel dit bericht, kies uw platform!

Redactie Findinet

Redactie Findinet