Regering laat afschieten pensioenbijsparen aan parlement over

In elk geval heeft het kabinet het belangrijkste advies van de Raad van State niet opgevolgd en het wetsvoorstel wel naar de Tweede Kamer gestuurd.

De Raad van State denkt over het wetsvoorstel ‘ouderdomspensioenexcedentregelingen’ niet veel anders dan DNB en AFM.

Letterlijk schrijft de Raad van State:

“De Afdeling is van oordeel dat de aanvullende inkomensopbrengst van de voorgestelde pensioenexcendentenregelingen (financieel en fiscaal) beperkt is, dat hieraan zeer hoge uitvoeringslasten zijn verbonden, ook omdat het beheer ervan noodzakelijkerwijs gescheiden moet plaatsvinden, en dat verwacht moet worden dat de uiteindelijke opbrengst ervan voor de meeste pensioendeelnemers minimaal, zo niet te verwaarlozen, is. De verhouding van het voorstel met de pensioenwetgeving roept daarnaast veel vragen op. De Afdeling is in dit verband van oordeel dat deelname aan pensioenexcedentregelingen uitsluitend op vrijwillige basis plaats zou moeten vinden en dus niet verplicht moet kunnen worden gesteld. De deelnemer kan dan zelf de afweging maken of hij, ondanks de te verwachten beperkte opbrengst, toch wil participeren in de voorgestelde pensioenexcedentregelingen.

Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat over het voorstel van wet in deze vorm niet positief kan worden geoordeeld.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft bezwaar tegen de inhoud van het voorstel van wet en geeft U in overweging dit niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.”

Overigens is de Raad van State zo keurig geweest om het voorstel te becommentariëren als een serieus te nemen wet. Zo wordt veel aandacht besteed aan het feit dat teveel is gekeken naar de implementatie van de regels in de wet IB zonder dat de gevolgen voor de Pensioenwet voldoende zijn onderkend.

Verplichtstelling

Ook gaat de Raad van State uitgebreid in op het al dan niet verplichtstellen van de netto bijspaarregeling. Met een kunstgreep wil het kabinet bereiken dat deze regelingen niet als bovenmatig worden aangemerkt. De Raad van State ziet dat niet alleen anders, maar trekt daaruit ook de conclusie dat met het wetsvoorstel wordt beoogd dat verplichtstelling mogelijk is.

De Raad zegt onomwonden hierover dat “een verplichtstelling van een pensioenexcedentregeling als onderdeel van de pensioenovereenkomst tot een ongewenste beperking van de bestedingsvrijheid van netto-inkomsten leidt.”

De regering verweert zich zwak

In het Nader Verslag lijkt de regering het opvallend eens te zijn met de kritiek van de Raad van State.

“Maar ja, we hebben nu eenmaal sociale partners beloofd dat ze zelf een constructie mochten verzinnen en met die constructie zijn ze binnen de budgettaire ruimte gebleven.

Onze ‘part of the deal’ was om de oplossing van sociale partners in wetgeving te vertalen en dat hebben we hierbij gedaan.” Zo ongeveer wordt op hoofdlijnen op het advies gereageerd.

De eerlijkheid gebiedt dat de regering nog wat inhoudelijke aspecten te berde brengt, al gaat dat zeker wat de verplichtstelling betreft zigzaggend:

“De sociale partners hebben uitdrukkelijk laten weten de wens te hebben dat bij de nadere invulling zo veel als mogelijk wordt aangesloten bij het pensioensparen volgens de tweede pijler, waaronder de mogelijkheid van een verplicht collectieve regeling. In het voorstel van wet wordt aan dit verzoek van de sociale partners voldaan. Dit laat overigens onverlet dat, hoewel de wetgeving geen belemmering opwerpt voor verplichtstelling, sociale partners ook de ruimte hebben geen verplichtstelling na te streven. In dat geval staat voor de betreffende werknemers ook de vrijwillige lijfrente-excedentregeling open.”

Het heeft er de schijn van dat de regering dit wetsvoorstel heeft ingediend onder het motto ‘belofte maak tschuld’, maar zich er heel goed van bewust is dat die belofte niet door de Tweede Kamer is gedaan.

GEEN REACTIES