Doorbeleggen in uitkeringsfase: kabinet weet het nog niet

Een uitgebreid rapport benadrukt nog eens de nadelen van de eenmalige conversie op pensioendatum en reikt concrete oplossingen aan.

Op verzoek van het ministerie van SZW heeft Actuarieel adviesbureau Lane Clark & Peacock Netherlands het onderzoeksrapport ‘Optimalisering overgang van opbouw- naar uitkeringsfase en de inrichting daarvan in premie- en kapitaalovereenkomsten’ uitgebracht.

Centraal in het onderzoek staat de vraag hoe premie- en kapitaalovereenkomsten zo kunnen worden ingericht, dat zij deelnemers een optimale verhouding tussen rendement en risico bieden. Bij die inrichting spelen verschillende risico’s: het conversierisico van de opbouw- naar de uitkeringsfase, het inflatierisico, het langlevenrisico en beleggingsrisico’s. Bij deelnemers bestaat de behoefte aan meer flexibiliteit bij het inkopen van een pensioenuitkering en anderzijds is gebleken dat de tijdelijke regeling Pensioenknip niet effectief is. In het onderzoek worden voor premie- en kapitaalovereenkomsten verkend:

  • Mogelijke vormgevingen van de overgang van de opbouw- naar uitkeringsfase; en
  • Mogelijke inrichtingen van de uitkeringsfase

Vanuit de levenscyclus van een deelnemer bezien, stelt het rapport, is het op de pensioendatum opgebouwde pensioenkapitaal niet onmiddellijk volledig nodig voor het doen van pensioenuitkeringen. Een aanzienlijk deel van het kapitaal zou nog een flink aantal jaren risicodragend belegd kunnen blijven en zo bijdragen aan een naar verwachting hoger rendement na de pensioendatum. Dat doorbeleggen kan in de vorm van een variabele annuïteit of in de vorm van een voortzetting van de beleggingsportefeuille uit de opbouwfase. Deze laatste methode kan echter geen levenslange uitkering garanderen en vertoont daarmee gelijkenis met banksparen.

In de begeleidende brief legt de staatssecretaris de nadruk op de keerzijde van het beleggen: de kans dat de opbrengsten tegenvallen en de pensioengerechtigde door het doorbeleggen minder pensioen ontvangt dan nu het geval is.

Combinaties

De hiervoor genoemde hoofdvarianten (variabele annuïteit en doorbeleggen in de premieovereenkomst) kunnen onderling gecombineerd worden, maar ook met de huidige gegarandeerde vaste pensioenuitkering in euro’s. Met het aanbieden van dergelijke combinaties kan maatwerk geleverd worden aan toekomstige gepensioneerden. Te denken valt aan een combinatie van 50% variabele annuïteit en 50% vaste annuïteit.

De regeling wordt daardoor complexer. Dat betekent een verhoging van de uitvoeringskosten en ook een intensivering van de communicatie.

Het rapport: “De deelnemer moet inzicht kunnen krijgen in zijn pensioendoel en de mate waarin en de wijze waarop dit bereikbaar is. Daarvoor is het essentieel dat de pensioenproducten transparant zijn (hoe werkt het), dat inzicht wordt gegeven in het pensioenrisico (wat is de impact van een goed, een slecht en het meest waarschijnlijke scenario op het verwachte pensioeninkomen), dat producten vergelijkbaar zijn (op een aantal hoofdkenmerken dat voor elk pensioenproduct bekend is) en dat er helderheid is over het kostenniveau (welke kosten, wanneer en waarvoor). Dit zou ook vertaald moeten worden naar de in de Pensioenwet opgenomen zorgplicht van de pensioenuitvoerders.”

Conclusie

De onderzoekers sluiten hun rapport af met een concrete conclusie:

“Aan de nadelen van het huidige harde conversiemoment op pensioendatum kan tegemoet worden gekomen door meer beleggingsvrijheid toe te staan na pensioendatum. Zowel bij de variabele annuïteit als bij doorbeleggen binnen de premieovereenkomst wordt deelnemers een beter rendementsperspectief geboden. Door een deelnemer daarbij de keuze te bieden tussen lifecycles met verschillend risicoprofiel of combinaties met een vaste annuïteit kan deze het neerwaarts risico beperken tot een voor hem acceptabel niveau. Het is van belang dat pensioenuitvoerders hiervoor een goede default keuze bieden. Het conversierisico vermindert omdat niet langer van een beleggingsmodel dat meebeweegt met marktontwikkelingen overgegaan hoeft te worden op een eenmalig op de pensioendatum vastgesteld pensioen. Met het verwachte extra rendement als gevolg van het doorbeleggen na pensioeningang kan het inflatierisico verminderd worden. De variabele annuïteit biedt daarbij ook een levenslange uitkeringsgarantie voor een in euro’s gemeten wisselende uitkering. Met andere woorden, de kans op kapitaalverlies bij vroegtijdig overlijden wordt afgeruild tegen de uitkeringsgarantie bij lang leven. Het alternatief van doorbeleggen kent geen langlevengarantie. Hier wordt de uitkeringsgarantie afgeruild tegen kapitaalbehoud bij vroegtijdig overlijden.”

Het kabinet wil die conclusie (nog) niet overnemen.

“Het onderzoek heeft tot nieuwe inzichten geleid, maar werpt ook nieuwe vragen op en kan dan ook slechts een eerste aanzet vormen voor een uitdieping van deze vraagstukken”, staat in de begeleidende brief. “Het rapport gaat daarbij zijdelings ook in op enkele fiscale aspecten van de pensioenfacilitering van premieovereenkomsten. Voor een verdere uitdieping van de onderzoeksresultaten blijft het bestaande fiscale kader echter een gegeven. Een verdere uitdieping van de resultaten is wenselijk, omdat de risico’s voor de deelnemer immers nauwgezet in kaart dienen te worden gebracht; evenals de mogelijkheden om deze risico’s in te perken zonder dat daarbij de winst in het verwachte pensioenresultaat teniet wordt gedaan. Tot slot vragen de in het onderzoek opgebrachte alternatieven meer kennis van de deelnemer om een keuze te kunnen maken die aansluit bij zijn of haar voorkeur voor de verhouding tussen rendement en risico.”

Het kabinet is voornemens hier in september op terug te komen.

(Zie ook de visie van Netspar)

GEEN REACTIES