Blauwdruk nieuw fiscaal pensioensysteem

De Commissie-Kappelle pleit voor een arbeidsvorm neutraal pensioenstelsel. Werknemer, dga, zzp-er hebben allemaal dezelfde ruimte en mogelijkheden om een oudedagsvoorziening op te bouwen.

In nummer 242 van de Geschriften van de Vereniging voor Belastingwetenschap presenteert een commissie, bestaande uit

Prof. dr. G.J.B. Dietvorst, Mr. dr. R.M.J.M. de Greef, Mw. mr. M.J.M. Hendriks, Prof. mr. H.M. Kappelle (voorzitter), Prof. dr. P.M.C. de Lange en Drs. E.A.P. Schouten CPC (secretaris), een blauwdruk voor een nieuw fiscaal pensioensysteem.

Belangrijke verschillen met het bestaande stelsel: Het voorgestelde systeem is arbeidsvorm neutraal. Werknemer, ondernemer, zzp-er hebben allemaal dezelfde ruimte en mogelijkheden om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Niet benutte jaarruimte blijft ongelimiteerd in de tijd bestaan en kan dus worden gebruikt wanneer dat nodig en/of mogelijk is. Op deze wijze wordt een optimale afstemming tussen de tweede en de derde pijler gerealiseerd en kan iedere belastingplichtige zijn oudedagsvoorziening laten aansluiten bij zijn individuele situatie en wensen. Tenslotte leidt het voorgestelde stelsel tot een aanmerkelijke vereenvoudiging in wet- en regelgeving.

De Commissie hecht er aan dat pensioenopbouw niet afhangt van de wijze waarop aan het arbeidsproces wordt deelgenomen. De Commissie ziet niet in waarom de fiscale begeleiding – het tijdens de opbouwperiode van pensioen niet beschouwen als inkomen, omdat het genietingsmoment van het inkomen in de toekomst ligt – voor werknemers (inclusief de DGA) anders zou moeten zijn dan voor ondernemers (inclusief ZZP-ers). De Commissie is daarom voorstander van een fiscaal kader voor toekomstvoorzieningen dat voor alle belastingplichtigen gelijk is. Iedereen krijgt dus evenveel fiscale aftrek(ruimte) voor uitgaven voor toekomstvoorzieningen, ongeacht de wijze waarop aan de arbeidsproces wordt deelgenomen. Ook de SER is deze mening toegedaan.

Ambitieniveau

De vraag is tot welk inkomensniveau de overheid burgers fiscaal wil stimuleren dan wel begeleiden. commissie is van mening dat er op dit moment sprake is van een bovenmatige pensioenopbouw die zou moeten worden afgetopt. Aftopping is op verschillende manieren mogelijk. Bijvoorbeeld:

  • versobering van het fiscale kader, via bijvoorbeeld een verlaging van het opbouwpercentage;
  • de aftrekbaarheid van pensioenpremies niet toe staan boven een bepaalde inkomensgrens.

Oudedagsreserve en eigen beheer afschaffen

De oudedagsreserve en pensioenopbouw in eigen beheer bieden volgens de Commissie onvoldoende waarborgen dat deze te zijner tijd daadwerkelijk tot een oudedagsvoorziening leiden.

Op zichzelf staat de Commissie niet afwijzend tegenover (fiscale) steunmaatregelen voor het MKB, maar dat zou de vorm moeten hebben van een specifiek voor dat doel in het leven geroepen faciliteit en niet via de faciliteiten voor oudedagsvoorzieningen.

De oudedagsreserve en pensioenopbouw in eigen beheer hebben eenzelfde doelstelling en dus een zekere lotsverbondenheid. Omdat de regelingen een fiscale aftrekpost opleveren zonder dat de liquiditeitspositie van de onderneming wordt aangetast lijkt het op een loterij zonder nieten. Logisch dat de regelingen bij belastingadviseurs bijzonder populair zijn. De vraag of de regelingen bijdragen aan een echte oudedagsvoorziening komt echter veelal niet of nauwelijks aan de orde. Vanuit de pensioengedachte en de waarborging is de Commissie geen voorstander van handhaving van de oudedagsreserve en het eigen beheer.

Op basis van het principe van arbeidsvormneutraliteit vindt de Commissie dat er eenzelfde fiscale ruimte geboden zou moeten worden in de tweede en de derde pijler voor zowel werknemers als zelfstandigen. Vanuit de gedachte van toegankelijkheid heeft de Commissie vervolgens gekozen voor een stelsel voor oudedagsvoorzieningen, waarbij de bepaling van deze ruimte is gebaseerd op de systematiek van een middelloonregeling in de tweede pijler.

Methodiek

De methodiek van het voorgestelde stelsel is de volgende.

  • Het systeem van bepaling van de fiscale ruimte is gebaseerd een middelloonregeling met 2,25% pensioenopbouw per dienstjaar ingaande op 65 jaar;
  •  De ruimte wordt bepaald met de volgende formule: premiegrondslag (P) * 2,25% * factor (X) = premie jaarruimte (J);
  •  P (premiegrondslag) sluit aan bij het begrip uit artikel 3.127, lid 3Wet IB 2001: het gezamenlijke bedrag in het voorafgaande kalenderjaar van de winst uit onderneming vóór de ondernemersaftrek, het belastbare loon, het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden en de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen van de belastingplichtige, verminderd met een bedrag dat overeenkomt met de AOW-franchise uit artikel 18a, lid 8, onderdeel a Wet LB 1964.
  • De factor X vertaalt de pensioenopbouw in een jaar naar een fictieve premie.  Deze factor is gebaseerd op de tabel in artikel 15, lid 2, onder a Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001;

• Door middel van deze formule wordt een jaarlijkse maximale fiscale ruimte vastgesteld voor tweede en derde pijler, vertaald in een eenmalige premie (inkoopsom).

• De ruimte in de derde pijler bedraagt de jaarlijkse maximale fiscale ruimte verminderd met de in dat jaar gebruikte ruimte in de tweede pijler.

• De ruimte die in enig jaar niet wordt benut, gaat nooit verloren en kan tot uiterlijk de pensioendatum vooruit worden geschoven in de tijd. Teneinde recht te doen aan het uitgangspunt dat voor de niet benutte ruimte ook in latere jaren een even grote oudedagsvoorziening kan worden aangekocht, zal de niet benutte ruimte moeten worden opgerent. Dit zou in beginsel moeten geschieden op basis van actuarieel bepaalde factoren.5 Gezien de uitvoerbaarheid stelt de Commissie voor om het niet benutte gedeelte op te renten met 4% per jaar.

• De anticumulatiebepaling blijft gehandhaafd: negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen indien pensioentekort waarvoor lijfrentepremies in aanmerking zijn genomen, nadien worden gecompenseerd door middel van verbetering van een aanspraak ingevolge een pensioenregeling.

In de uitkeringsfase mag geen verschil bestaan in resultaat tussen toepassing van de tweede en de derde pijler. De Commissie is er voorstander van om aan te sluiten bij het fiscale kader dat al bestaat voor de tweede pijler.

‘Mijn bedrijf‘wordt inderdaad ‘mijn pensioen’

Indien nu de mogelijkheid ontstaat om onbeperkt de fiscale pensioenruimte naar de toekomst te verschuiven, zal op een vergelijkbare wijze als de thans bestaande lijfrente op basis van de stakingswinst16 een aftrekpost ontstaan bij het staken van de onderneming, ter grootte van de resterende opgespaarde jaarruimte.

Daardoor is een apart regime voor eigen beheer en/of stakingslijfrenten niet noodzakelijk. Immers iedere belastingplichtige behoudt zijn niet gebruikte jaaraftrek ongelimiteerd in de tijd. Indien, bijvoorbeeld uit oogpunt van liquiditeit voor de onderneming gedurende een (groot) aantal jaren geen daadwerkelijk opbouw van een oudedagsvoorziening plaatsvindt, verkrijgt de desbetreffende belastingplichtige een steeds groter wordend saldo aan nog te benutten lijfrente- of pensioenpremie. “Mijn bedrijf is mijn pensioen” is in dergelijke situaties een vaak gehoorde kreet. In het door de Commissie beoogde systeem is dat ook zo. Indien de onderneming wordt gestaakt, is bij een IB-ondernemer sprake van belaste stakingswinst. Hij kan echter via zijn niet benutte jaaraftrek uit het verleden het gedeelte van de door hem uit hoofde van de verkoop van zijn onderneming ontvangen verkoopsom dat hij gebruikt voor de aanschaf van een lijfrente aftrekken als uitgaven voor inkomensvoorzieningen. Indien sprake is van verkoop van de onderneming door een B.V. dan wel verkoop van de aandelen van een B.V. geldt in beginsel hetzelfde. In het eerste geval verkrijgt de B.V. een hoeveelheid liquide middelen die hij kan gebruiken om alsnog pensioen in te kopen over de verstreken dienstjaren. In het tweede geval verkrijgt de aandeelhouder een hoeveelheid liquide middelen die hij op basis van zijn niet benutte jaarruimte uit het verleden kan gebruiken om alsnog een aftrekbare lijfrentepremie te storten.

De Commissie is van mening dat het systeem van opbouw van onderhoudsvoorzieningen zuiver moet worden gehouden. Dat betekent dat het geen verkapte faciliteit voor bedrijfsovernames en/of bedrijfsfinanciering kan zijn. Als er behoefte is aan dergelijke faciliteiten, hetgeen de Commissie zich overigens heel goed kan voorstellen, dan moeten deze als zodanig in het leven worden geroepen, naast het door de Commissie voorgestelde systeem voor de opbouw van onderhoudsvoorzieningen.

GEEN REACTIES