Hoe waardeer je een vordering op een failliete verzekeraar?

Pixabay

Het kabinet gaat de markt consulteren over een verduidelijking van de faillissementswet: de waardering van een verzekeringsvordering bij een bankroete verzekeraar.

Het is allang geen onwaarschijnlijkheid meer in Nederland dat een financiële instelling over de kop kan gaan. In bankenland gingen in de afgelopen tijd onder meer DSB en Van der Hoop Effectenbank failliet, moest de Friesland Bank gedwongen worden overgenomen en konden op het nippertje de verschillende onderdelen uit de boedel van Fortis en SNS Reaal worden geplukt. En ook voor ‘stand alone’ verzekeraars was het voor sommige partijen alle hens aan dek, bijvoorbeeld bij Delta Lloyd en Conservatrix. En oudere lezers herinneren zich waarschijnlijk nog wel het geruchtmakende faillissement van Vie d’Or. Daarnaast ging acht jaar geleden de kleine internetverzekeraar Ineas over de kop.

Bij een (dreigend) faillissement zijn in eerste instantie het Verbond van Verzekeraars en toezichthouder DNB aan zet. DNB verkent of een verzekeraar in nood wellicht kan worden overgenomen door een andere (eventueel buitenlandse) partij en als dat niet lukt wordt de zogeheten opvangregeling in werking gesteld. Recentelijk is deze opvangregeling gemoderniseerd. Maar als de situatie bij een verzekeraar dermate dramatisch is, bijvoorbeeld door wanbestuur, dat geen enkele verzekeraar wil bijspringen, dan komt de faillissementswet in het zicht. Dan willen polishouders en andere belanghebbenden uiteraard zoveel mogelijk van hun ingelegde premiegeld of uitkering terug. Maar deze wet, in het bijzonder de artikelen 129 tot en met 133, is volgens de Minister van Financiën onvoldoende precies in het definiëren van de waarde van een verzekeringsvordering. De Minister komt daarom nu met aanvullende regelgeving: het Besluit
waardering verzekeringsvorderingen in faillissement.

Zo moeten verzekerden die een langdurig contract hebben met een verzekeraar, waarbij naar verloop van tijd uitkeringen worden gedaan (zoals pensioenverzekeringen) de waarde van hun polis contant maken met een zogeheten risicovrije spot-rate. Daarbij sluit het Besluit aan bij Solvency II maar wel met het verschil dat bij een bankroet niet met de UFR wordt gerekend maar met de voor het faillissement laatst bekende éénjaarsforward rate. Dit percentage sluit volgens de Minister het best aan bij een liquidatie.

Verder maakt het Besluit nog eens expliciet dat een verzekering geen spaarproduct is en dat een polishouder (anders dan een spaarder) bij een faillissement geen recht heeft op (toekomstige) rente-inkomsten. De reden is dat rente bij een spaarproduct een vergoeding is voor het tijdelijk niet kunnen beschikken over het spaargeld en voor inflatie; bij een (pensioen/levens)verzekering is het te ontvangen rendement vooral afhankelijk van de vraag of de verzekerde op dat tijdstip nog in leven is. In aanvulling daarop stelt de Minister dat bij het bepalen van de waarde van de polis dan ook moet worden uitgegaan van de actuariële sterftetafels.

Relevant is ook dat de curator bij een bankroet de situatie voor de polishouders ‘bevriest’. Dat betekent dat vanaf dit moment de (levens)verzekering ‘premievrij’ wordt gemaakt. Gaat de verzekerde toch door met het betalen van premie, dan heeft dit geen invloed op de waarde van de polis. Ook het eventueel overlijden van de verzekerde na het faillissement heeft geen invloed. Daarnaast kan een polishouder uiteraard geen aanspraak maken op eventuele rendementen op de vervallen premiebetalingen. Bij schadeverzekeringen is belangrijk dat, in het geval er een schade ontstaat na het moment van faillissement, de waarde van de vordering nihil is. De polishouder heeft alleen recht op eventueel teveel betaalde premie.

Tot slot gaat het Besluit in op de waardering van beleggingsverzekering, zowel met als zonder rendementsgarantie. Bij een faillissement heeft een beleggingsgarantie geen waarde en wordt uitgegaan van een minimumgarantiewaarde. Laatstgenoemde wordt afgezet tegen de waarde van de op dat moment aanwezige beleggingsportefeuille. Als de minimumgarantiewaarde hoger is, zal deze de tegenwaarde vervangen. De waarde van een beleggingsverzekering zonder rendementsgarantie is gelijk aan de tegenwaarde van de beleggingen op het tijdstip van het bankroet.

Marktpartijen kunnen tot 22 oktober reageren.

GEEN REACTIES