Wiebes vervolgt pleidooi voor de variant DGA-FOR

“De fiscale reserve voor pensioen biedt objectief de meeste aanknopingspunten voor een echte vereenvoudiging en voldoet tevens aan alle genoemde randvoorwaarden.”

In december 2013 schetste toenmalig staatssecretaris Weekers de knelpunten met betrekking tot pensioen in eigen beheer. Hij kwam met drie alternatieven, waarvan in zijn visie de fiscale reserve voor de oudedag (de ‘DGA-FOR’) de enig uitvoerbare optie was. Deze variant stuitte op fel verzet bij veel pensioendeskundigen.

Desondanks gaat zijn opvolger Wiebes in een Kamerbrief van 17 pagina´s op dezelfde voet verder. `Voor wat betreft de conclusies ten aanzien van oplossingsvarianten is weinig veranderd. Variant 3, de fiscale reserve voor pensioen, biedt objectief de meeste aanknopingspunten voor een echte vereenvoudiging en voldoet mijns inziens tevens aan alle genoemde randvoorwaarden. Ik werk momenteel aan een verdere uitwerking van deze variant.`

Vierde variant

Wel gaat hij ook nader in op een vierde variant, die werd aangedragen door o.m. Tilburg University de beschikbare premieregeling met een vast oprentepercentage. Hij heeft twijfels of dit werkelijk tot een vereenvoudiging kan leiden. `Een beschikbarepremieregeling met een vast oprentingspercentage is sowieso een contradictio in terminis. Intrinsiek aan beschikbarepremieregelingen is namelijk dat de premie weliswaar vast staat, maar het rendement onzeker is. Als het rendement wordt vastgesteld op een bepaald niveau, dan is er in feite weer sprake van een gegarandeerde toezegging, waardoor in wezen geen sprake meer is van een definedcontributionregeling maar van een definedbenefitregeling. Hiermee loop je alsnog het risico dat deze aanspraak voor de jaarrekening op commerciële grondslagen gewaardeerd zal moeten worden.`

Wel wil hij `vanwege de eenvoud van het achterliggende principe van deze voorgestelde variant` onderzoeken of een nieuw regime, waarin oprenting met een vast percentage een belangrijke ingrediënt is, kans van slagen heeft.

Een vaste oprenting zorgt echter voor eigen problemen. Wiebes: “Het vaste oprentingspercentage kan afwijken van het door de vennootschap daadwerkelijk behaalde rendement. Indien het werkelijk behaalde rendement lager is dan het bij te schrijven vaste rendement zal dit leiden tot een verlies voor de vennootschap en daarmee ook tot een potentiële benadeling van crediteuren.

Pleidooi voor DGA-FOR

Wiebes: “De koppeling met de loonbelasting wordt losgelaten en de complexiteit van de verschillende berekeningen van de fiscale waarde voor de vennootschapsbelasting en de commerciële waarde voor de loonbelasting wordt gereduceerd. Dit maakt bijvoorbeeld de dividenduitkeringstoets voor de directeur-grootaandeelhouder veel eenvoudiger. Ook voor de Belastingdienst betekent dit een aanzienlijke vereenvoudiging. Daarnaast blijven de gelden beschikbaar binnen de onderneming. Budgettair gezien is deze variant eveneens haalbaar.”

en:

“In de huidige situatie heeft de directeur-grootaandeelhouder een uitzonderlijke en hybride positie op het gebied van pensioenopbouw. Voor de loonbelasting is de directeur-grootaandeelhouder een reguliere werknemer. Een reguliere werknemer heeft echter niet de mogelijkheid om in eigen beheer een pensioen op te bouwen. Met de mogelijkheid om het pensioen in eigen beheer op te bouwen, wordt meer aangesloten bij het ondernemerschap. Wordt de directeur-grootaandeelhouder op het gebied van pensioenopbouw gezien als vergelijkbaar met een IB-ondernemer, dan ligt een pensioen in eigen beheer in de vorm van een fiscale reserve voor de hand. Het verschil tussen een directeur-grootaandeelhouder en een werknemer in loondienst wordt daarmee vergelijkbaar met het huidige verschil tussen een werknemer en een IB-ondernemer”

GEEN REACTIES