Pensioen in eigen beheer en echtscheiding

Het gaat bij verevening om de commerciƫle en niet de fiscale waarde, dat kan een struikelblok zijn voor de afstortingsverplichting.

Dit blijkt ook het geval te zijn in een zaak die speelde voor de rechtbank Gelderland. Het vonnis behandelt in kort bestek de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet vere3vening pensioenrechten bij scheiding (Wet Vps).

Voor de specifieke omstandigheden die spelen tussen de ex-echtelieden verwijzen we naar de inhoud van het vonnis. Hier gaat het om het feit waarom de wettelijke regeling plaats moet maken voor de toepassing van het redelijkheids- en billijkheidsbeginsel. Een omstandigheid die zich relatief vaak voordoet bij pensioen in eigen beheer.

Partijen zijn 20 jaar gehuwd geweest voordat zij gaan scheiden. De vrouw heeft tijdens het huwelijk pensioenrechten opgebouwd die onder de Vps vallen. Daardoor kan zij aanspraak maken op de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen en op het partnerpensioen. In deze zaak wordt uitgegaan van deze standaardverdeling. Partijen zouden daarvan bij huwelijkse voorwaarden of bij schriftelijke overeenkomst van kunnen afwijken.

De vrouw heeft door Akkermans & Partners de omvang van haar aanspraken laten berekenen. Die komt uit op ruim een miljoen euro. Zij vraagt de BV die de pensioentoezegging aan haar ex-echtgenoot heeft gedaan, dat bedrag af te storten.

De man verzet zich ertegen dat hij de commerciële waarde van de aanspraken moet afstorten. Dit acht hij in strijd met de redelijkheid en billijkheid. We laten buiten beschouwing dat bij de verdeling van de gemeenschap rekening is gehouden met de toen gangbare fiscale waardering. Voor andere zaken is meer van belang hoe de rechtbank de afstortingsregels afweegt tegen het verweer dat die in strijd kunnen zijn met de redelijkheid en billijkheid.

De rechtbank stelt voorop dat de BV dient zorg te dragen voor afstorting van het kapitaal dat nodig is voor het aan de andere echtgenoot toekomende deel van de pensioenaanspraak.

In elk concreet geval zal bezien moeten worden of daarvoor voldoende liquide middelen aanwezig zijn. Is de BV van mening dat dat niet het geval is dan zal zij moeten aantonen dat de benodigde middelen niet kunnen worden vrijgemaakt of van elders verkregen zonder de continuïteit van de bedrijfsvoering van de rechtspersoon en de onderneming waaraan deze is verbonden in gevaar te brengen.

De rechtbank constateert dat dit laatste niet door de man (of zijn BV) is aangetoond. Maar daarmee is niet gezegd dat de eis tot afstorting wordt toegewezen. De rechtbank oordeelt namelijk ook dat het feit dat uitgegaan moet worden van de commerciële waarde (die in dit geval zo’n 400.000 euro hoger ligt dan de fiscale waardering) kan leiden tot onevenwichtige uitkomsten. “In dit verband is van belang te realiseren dat in het onderhavige geval pensioen wordt opgebouwd in eigen beheer en dat op grond van de Wet Vennootschapsbelasting 1969 het reserveren voor pensioenaanspraken sterk aan beperkingen onderhevig is. Gebruikelijk is dat directeuren groot aandeelhouders die pensioen in eigen beheer opbouwen de pensioenvoorziening vaststellen op grond van wat fiscaal toelaatbaar is. Dit kan er toe leiden, zoals in dit geval, dat de fiscale voorziening niet toereikend is voor de afstorting van het benodigde kapitaal voor de pensioenaanspraken gebaseerd op commerciële waardering.”

Aan de andere kant wil de rechtbank ook niet dat afstorting plaatsvindt aan de hand van fiscale grondslagen, omdat de vrouw dan nooit de aanspraken zal verkrijgen waarop zij op grond van de Vps recht heeft.

Het is deze afweging die ertoe leidt dat de rechtbank het redelijk en billijk vindt om de eis tot afstorting af te wijzen. De vrouw zal moeten wachten tot pensioendatum, op welk moment zij recht krijgt op de op uitbetaling van de helft van dat deel van elk van de uit te betalen termijnen van het ouderdomspensioen, dat door de ex-echtgenoot gedurende hun huwelijk is opgebouwd.

Het gehele vonnis

GEEN REACTIES