(Findinet) Ongenuanceerde DNB-publicatie schaadt schadeverzekeraars

Door openlijk zorg uit te spreken over te lage premies suggereert DNB dat sommige autoverzekeraars op omvallen staan en wekt zij ten onrechte het Ineas-spook tot leven.

In een perspublicatie vraagt DNB aandacht voor de ‘structureel te lage premies’ die een aantal verzekeraars berekent voor WA motorrijtuigen. Het gaat om tien verzekeraars waarbij de premie niet kostendekkend is en die daarvoor geen adequate voorziening hebben getroffen. Boven het artikel meldt de toezichthouder dat zij de resultaten nauwlettend blijft volgen. Dat is DNB ook geraden, want daarvoor wordt zij betaald.

Blijft de vraag waarom zij gemeend heeft deze zaken in de publiciteit te moeten brengen. Kennelijk vond DNB het nodig een waarschuwing te richten tot de consumenten. Dat wekt de suggestie dat er direct gevaar dreigt. Dat sommige verzekeraars misschien geen geld meer in kas hebben om schades te vergoeden of – nog erger – op omvallen staan. We hebben de toezichthouder gevraagd of de situatie echt zo alarmerend is. “Voor een deel van de verzekeraars geldt dat de voorziening toereikend is. Voor een deel van de verzekeraars geldt dat dat niet zo is. Op termijn kan dat de solvabiliteit van die verzekeraars in gevaar brengen. Vandaar dat wij tijdig een signaal hebben willen afgeven. Daarbij is dus niet gezegd dat er autoverzekeraars op omvallen zouden staan.”

Niemand noemen betekent iedereen verdacht maken

Het is DNB nou eenmaal niet wettelijk niet toegestaan om in te gaan op de financiële positie van individuele, met name genoemde, partijen. Dat legt dan wel beperkingen op aan de manier waarop DNB publicaties naar buiten kan brengen. Niemand noemen betekent immers al snel dat de hele markt in het verdachtenbankje gezet wordt. En er is niet veel fantasie voor nodig om de reacties op een negatief gestemd persbericht te voorspellen. Ongetwijfeld zal iemand bij DNB op het idee gekomen zijn dat het Ineas-spook weer tot leven gewekt zou worden. En het moet geen verrassing geweest zijn dat de vinger snel gewezen zou worden naar prijsvechtende, doorgaans via internet opererende aanbieders.

Daarom hebben we DNB gevraagd om binnen de wettelijke normen dan in elk geval aan te geven of het hier gaat om monobranche verzekeraars die qua solvabiliteit niet kunnen terugvallen op een kapitaalkrachtige moeder. Dat zou misschien een rechtvaardiging kunnen zijn voor de cryptische alarmbel richting het autorijdende publiek. Maar ook dat leverde geen concreet antwoord op. Meer dan “Het gaat om diverse types autoverzekeraars” wilde DNB niet kwijt.

Onnodige imagoschade
Voor zover bekend lopen consumenten geen gevaar en zoals bekend zit het in de genen van schadeverzekeraars om te stunten met premies, zeker als het om motorvoertuigen gaat. In hun omzetbelustheid gunnen zij elkaar doorgaans de verliezen niet. Al moet ook DNB weten dat het gedrag van verzekeraars op dat gebied de afgelopen tien jaar sterk is verbeterd. Tot 2003 was het doodgewoon dat de combined ratio op de technische rekening standaard boven de 100% lag. Met andere woorden dat het technisch resultaat altijd negatief was. Wakker geschrokken door het feit dat de beleggingen dat verlies niet meer goed maakten zijn verzekeraars bewuster gaan kijken naar de risico’s in hun portefeuilles met als resultaat dat daarna op een enkele uitzondering na weer winst gemaakt wordt op schade. Dat blijkt overigens ook uit de solvabiliteitsmarges van de schadeverzekeraars. DNB had geen enkele reden om het al zo zwakke verzekeraarsimago een nieuwe deuk toe te brengen. Een dringend advies buiten de publiciteit om was voldoende geweest.

Lessons learned

Eén les kan wel getrokken worden uit de berichtgeving van DNB. Niet alleen de toezichthouder maar ook de verzekeraarsgroepen zelf laten een waas hangen over de soliditeit van hun dochters. Door de cijfers zo geconsolideerd mogelijk te publiceren heeft een adviseur er geen idee van of een werkmaatschappij wel of niet rendabel in een bepaalde branche opereert. Het argument dat dat ook niet nodig is, omdat moeder garant staat, is te kort door de bocht. Het is volslagen begrijpelijk dat een intermediair voor een bepaalde branche liever een aanbieder adviseert die daarin groeit en bloeit, dan een bedrijf dat op het punt staat die tak van sport te verlaten.

Kortom: met de cijfers zal het wel goed zitten, maar wat betreft de openheid met betrekking tot de strategie van de verschillende branches en dochters kan het een stuk beter.

Jan Aikens

GEEN REACTIES