Huizen 65-plussers nauwelijks onder water

copyright Pixabay

De meeste 65-plus-huishoudens met een eigen woning hebben de hypotheekschuld grotendeels of volledig afbetaald. Dat concludeert het CBS.

Het CBS deed op basis van de meest recente statistieken (meest recent is 2015) onderzoek naar de vermogens- en inkomenspositie van ouderen. Uit deze statistieken blijkt onder meer dat onderwaarde bij deze groep weinig voor komt. Bij slechts 3 procent van de ouderen stond in 2015 het eigen huis onder water, tegenover 32 procent onder doorsnee huishoudens. De helft van de oudere huizenbezitters heeft overwaarde, van de babyboomers zelfs 62 procent. De daling van de huizenprijzen tussen 2008 en 2013 heeft op de vermogenspositie van ouderen relatief weinig effect gehad.

Steeds meer eigenwoningbezit
Het eigenwoningbezit onder 65-plussers neemt behoorlijk toe, zo blijkt uit de CBS-cijfers. Eind jaren negentig had ongeveer een op de drie ouderen een eigen woning. In 2008 was dit al 45 procent, en anno 2015 bezit de helft van de 65-plushuishoudens een eigen woning. Zes op de tien babyboomers hebben een eigen huis, tegen vier op de tien 75-plussers. Veel babyboomers begaven zich in de jaren zestig en zeventig op de woningmarkt. Zij konden door de toen flink groeiende welvaart vaak een eigen woning aanschaffen.

Hoger inkomen
Gemiddeld hebben 65-plushuishoudens van nu een hoger inkomen dan die van twintig jaar terug. Het inkomen van ouderen lag naar het prijspeil van 2015 bijna 30 procent hoger dan van de generatie ouderen in 1995. Het gemiddelde inkomen van alle huishoudens groeide in de periode 1995-2015 met ruim een kwart. Het besteedbaar inkomen van een alleenstaande 65-plusser bedroeg in 2015 gemiddeld 23 duizend euro, dat van een 65-pluspaar 40 duizend euro.
De stijging van het besteedbaar inkomen van ouderen hangt mede samen met een demografisch-statistisch effect. Meer vrouwen ontvangen naast hun AOW een aanvullend pensioen. Daarnaast zijn latere generaties ouderen hoger opgeleid en hebben zij meer aanvullend pensioen opgebouwd dan eerdere generaties.

Koopkracht ouderen na 2009 regelmatig gedaald
De koopkracht van ouderen is in de periode 1995-2009 vrijwel jaarlijks gestegen, zij het telkens iets minder dan die van de doorsnee bevolking. Na 2009 gingen ouderen er (meer dan gemiddeld) op achteruit. Het koopkrachtherstel in 2014 was minder dan gemiddeld. In 2015 kenden ouderen nog een licht koopkrachtverlies, terwijl de koopkracht van de totale bevolking erop vooruitging.

Voor een deel komt dit volgens het CBS omdat de meeste 65-plussers geen grote inkomenssprongen meer maken als gevolg van het vinden van een baan, het krijgen van een bonus of loonsverhoging, of het maken van promotie. Daardoor is hun koopkrachtontwikkeling lager dan die van de totale bevolking. Daarnaast had vanaf 2009 het niet of beperkt indexeren, soms zelfs korten, van veel aanvullende pensioenen een dempende werking. Van ouderen die naast hun AOW geen of weinig aanvullende inkomsten hebben, daalde de koopkracht tussen 2010 en 2013 dan ook minder sterk dan van ouderen met veel aanvullende inkomsten.

Bron: CBS

GEEN REACTIES