Wanneer staat verkopen van leads gelijk aan bemiddelen?

In het boetebesluit aan het Financieel Planbureau gaat de AFM in op de vraag wanneer sprake is van het enkel doorverwijzen van een consument.

Het Financieel Planbureau (FP) beheert websites waarop aanvragers van een consumptief krediet hun gegevens kunnen achterlaten. In het verleden werden deze gegevens ‘ongezien’ doorgesluisd naar Afab.

FP en Afab kregen een verschil van mening die zij voorlegden aan de civiele rechter. In die zaak kwam aan de orde of FP al dan niet een Wft-vergunning moest hebben. Het bedrijf had een dergelijke vergunning aangevraagd, maar die is door de AFM niet afgegeven.

Afab wilde een vaststellingsovereenkomst. Feitelijk had die tot doel van FP een verbonden bemiddelaar te maken, maar FP ging niet akkoord met de voorwaarden.

Werkwijze

  •  in het aanvraagformulier diende door de aanvrager meer gegevens te worden ingevuld dan uitsluitend NAW-gegevens (namelijk ook financiële gegevens);
  • op de websites werd melding gemaakt van het feit dat een aanvraag voor een financieel product in behandeling wordt genomen door een vergunninghouder en ook de afhandeling door de vergunninghouder zal worden gedaan;
  • als een aanvraagformulier door een (potentiële) consument werd ingevuld dan gebeurde dit wel binnen de omgeving, ofwel “look and feel”, van de website(s), maar niet op de computer/server van FP of zijn websiteprovider. Het aanvraagformulier stond namelijk op de computer (database) van AFAB. FP kreeg dus niet de beschikking over de in de offerteaanvraag ingevulde gegevens;
  • na ontvangst van een offerteaanvraag via één van de door FP beheerde websites, stuurde AFAB op eigen naam aan de aanvrager een bevestiging van de ontvangst van de offerteaanvraag;
  • na deze bevestiging verstuurde AFAB, wederom op eigen naam, aan de consument een offerte voor het aangevraagde product;
  • indien de consument die offerte wenste te accepteren, vond de verdere afwikkeling plaats tussen die consument en de financieel dienstverlener, niet zijnde FP.

Geen vergunningplicht

De rechter oordeelde dat hier geen sprake is van bemiddelen in de zin van de Wft:

“Uit die werkwijze volgt dat FP niet inhoudelijk betrokken was bij de (mogelijke) totstandkoming van een overeenkomst van een financieel product. Daarvoor is ten eerste van belang dat FP geen cliëntgegevens aan AFAB verstrekte. De gegevens die de aanvrager invulde in het aanvraagformulier kwamen immers rechtsreeks in de database van AFAB terecht, zonder dat FP over die gegevens kwam te beschikken. Dat het invullen van het aanvraagformulier binnen de “look and feel” van de websites van FP plaatsvond, maakt dit niet anders.

Het komt er dus – kort gezegd – op neer dat FP met behulp van zijn websites een platvorm bood aan consumenten om een offerteaanvraag voor een financieel product bij een vergunninghouder te doen en de afhandeling daarvan door de vergunninghouder te laten verrichten. Hiervan werd op de websites ook melding gemaakt. Met andere woorden: FP verwees op zijn websites de consument enkel door naar een aanbieder/bemiddelaar in financiële diensten, waarna de bemoeienis van FP ophield.”

Boetebesluit AFM

Na deze rechtszaak heeft FP kennelijk haar bedrijfsmodel veranderd en verzamelde zij leads voor hypotheken. Wel bleef zij op de website méér gegevens vragen dan alleen de NAW-gegevens en dat feit speelt voor de AFM een belangrijke rol. Maar de toezichthouder heeft ook geconcludeerd dat FP de leads doorzond naar verschillende aanbieders. “Het via een webformulier generen van NAW+ gegevens en deze leads tegen betaling door te sturen naar aanbieders, toont de inhoudelijke betrokkenheid van FP bij het tot stand brengen van een overeenkomst. De AFM is dan ook van oordeel dat FP bemiddelingsactiviteiten heeft verricht in de zin van artikel 2:80, eerste lid, Wft.”

De AFM stelt ook: “In de eerste plaats heeft FP gesteld noch bewezen dat de consument direct na verzending van de gegevens de mededeling kreeg dat de aanvraag door de aanbieder/bemiddelaar is ontvangen en dat de aanvraag door de aanbieder/bemiddelaar in behandeling zou worden genomen. In de tweede plaats was in het onderhavige geval wel sprake van een selectie die plaatsvond onder de verantwoordelijkheid van FP. De ingevulde gegevens werden voor doorgeleiding immers eerst ontdubbeld en uit het totale aantal aanvragen werden de (scheeps)hypotheken geselecteerd die alleen naar een bepaalde aanbieder werden doorgeleid.”

Overgens maakt het voor de AFM niet veel uit of de de gegenereerde NAW+ gegevens al dan

niet automatisch worden ontdubbeld en worden doorgeleid.

De AFM wijst in dit verband op een uitspraak in kort geding van de rechtbank Rotterdam:

“De voorzieningenrechter acht in dit verband niet van belang dat verzoekster de op haar website achtergelaten gegevens van de consumenten niet kan inzien of kan gebruiken en dat de uiteindelijk door de consumenten en aanbieders gesloten overeenkomsten buiten het zicht van verzoekster blijven en verzoekster om die reden niet feitelijk betrokken zou zijn bij de totstandkoming van die overeenkomsten. Ook het feit dat sprake is van een door verzoekster geheel geautomatiseerd systeem van gegevensoverdracht tussen consument en aanbieder maakt het voorgaande niet anders.”

De AFM hierover: “Gesteld dat FP de door hem verzamelde gegevens niet kan inzien, wat FP overigens nalaat te bewijzen, doet dit naar het oordeel van de AFM niets af aan het karakter van de bemiddelingsactiviteiten die FP verrichtte door NAW+ gegevens over consumenten te verzamelen en die gegevens te verstrekken aan een aanbieder/bemiddelaar die uiteindelijk de overeenkomst met de consumenten kon aangaan.”

Conclusie

Het is duidelijk dat het bestuursrecht (de uitleg van de Wft), waaraan de AFM zich heeft te houden, het genereren van leads altijd beschouwt als bemiddeling waarvoor een vergunning nodig is. Dat is alleen niet het geval wanneer volstaan wordt met het vragen van niet méér dan de NAW-gegevens sec en het op grond daarvan – zonder enige inhoudelijke toevoeging – doorverwijzen van de consument naar een aanbieder.

Uitspraak civiele rechter

Uitspraak kort geding Rechtbank Rotterdam

GEEN REACTIES