Analyse: deal Verbond-KNMI gaat mogelijk doorwerken in polisvoorwaarden

copyright Pixaby

De overeenkomst tussen het Verbond van Verzekeraars en het KNMI over het wederzijds delen van informatie over weer en klimaat, kan gaan leiden tot aangescherpte dekkingsvoorwaarden.

Al een dikke tien jaar is het Verbond van Verzekeraars bezig met het formuleren van een verzekeringstechnisch antwoord op de klimaatverandering. De schade-impact van de ‘climate change’ en de daarmee samenhangende extreme weerssituaties, lijkt zeer aanzienlijk te zijn, zo concludeerde het Verbond al in het rapport ‘Hoofd Boven Water’ een paar jaar terug. Vooral de hagelstormen van 2016 waren in dit verband een echte wake up call.

Voor verzekeraars is dan vooral belangrijk wat gedekt is (en waar de klant een claim voor kan indienen) en wat niet. En wat je kunt doen aan preventie om schade te voorkomen. Daarbij speelt steeds nadrukkelijker de vraag mee of de huidige dekkingen en voorwaarden eigenlijk wel voldoende zijn toegesneden op het steeds vaker optredende extreme weer. En of je vervolgens wel op een verantwoorde manier een juiste (en kostendekkende) premie kunt berekenen.

Om terug te komen op de hagelstormen: de verwachting is dat de komende tijd de schade als gevolg van hagelbuien gaat verdubbelen. Belangrijk is dan natuurlijk waar deze hagel valt (het is bijna altijd lokaal). In een webinar naar aanleiding van het rapport ‘Hoofd Boven Water’ stelde Gijs Kloek van Achmea Reinsurance dat vooral Oost en Zuidoost Nederland de klos waren. Maar, zo gaf hij aan, dat was op basis van tamelijk weinig observaties. Hij riep daarom individuele verzekeraars op om eigen hagelschadedata te delen met het Verbond (en met het KNMI).

Niet duidelijk is of de verzekeraars aan deze oproep (uit 2018) gehoor hebben gegeven. Maar waarschijnlijk is wel dat het KNMI gedetailleerd kan aanwijzen waar de hagel is gevallen en ook een voorspelling kan geven waar de kans op nieuwe hagelschade het grootst is. Dat is waardevolle informatie waarmee verzekeraars bijvoorbeeld een naar regio gedifferentieerd premiebeleid kunnen gaan voeren.

Meer in z’n algemeenheid kunnen de gegevens van het KNMI verzekeraars handvaten geven voor het berekenen van toekomstige schade door weer en klimaat. Dat kan bij verzekeraars intern een discussie op gang brengen of onder alle omstandigheden altijd schade moet worden uitgekeerd. Moeten zaken bijvoorbeeld collectief door de overheid worden opgevangen? Ook kunnen verzekeraars binnen polisvoorwaarden een bepaalde preventiedwang rond weer en klimaat opleggen aan klanten, vergelijkbaar met eisen rondom brandveiligheid. Volgen klanten de eisen niet op, dan kan de verzekeraar een uitkering weigeren. Ook zouden verzekeraars aan acute weerswaarschuwingen van het KNMI (ook een onderdeel van de samenwerking) verplichte preventieve handelingen kunnen koppelen. Volg je die niet op, dan heb je als klant een probleem. En tot slot kunnen KNMI-data sneller uitsluitsel geven in conflicten over weergerelateerde claims, bijvoorbeeld in de geruchtmakende hagelschadezaak van een Brabantse melkveehouder.

Dit is uiteraard wat speculatief allemaal. Maar het lijkt geen twijfel dat de samenwerking tussen KNMI en het Verbond verder gaat dan het ‘algemeen maatschappelijk belang’. De KNMI-data kunnen de input vormen voor gerichte verzekeringstechnische maatregelen.

GEEN REACTIES