Rechters: Wetsvoorstel collectieve schadevergoedingsactie werkt niet

Een wetsvoorstel dat gedupeerden van massaschade in staat moet stellen om gezamenlijk schadevergoeding te eisen, gaat niet werken.

Dat schrijft de Raad voor de rechtspraak in een advies over het voorstel. De mogelijkheid om collectief schadevergoeding in geld te eisen als mensen massaal gedupeerd zijn, voorziet volgens de Raad in een maatschappelijke behoefte. Maar de voorgestelde procedure is inefficiënt en voor rechters onwerkbaar. De Raad adviseert minister Opstelten dan ook een werkgroep van deskundigen te vragen een alternatieve procedure te bedenken. (Zie ook: Wetsvoorstel maakt collectieve schadevergoedingsactie mogelijk)

Als veel mensen schade ondervinden door bijvoorbeeld een aardbeving, ziekmakende medicijnen of ondeugdelijke beleggingen, moeten ze nu nog individueel naar de rechter stappen om kans te maken op een financiële vergoeding. In de praktijk bestaat er echter behoefte aan een procedure die het mogelijk maakt om collectief de schade te verhalen. De minister heeft daarom het wetsvoorstel ‘Afwikkeling massaschade in een collectieve actie’ naar de wettelijke adviesorganen (waaronder de Raad voor de rechtspraak) gestuurd.

Volgens dat wetsvoorstel worden partijen ‘maximaal gestimuleerd’ om onder begeleiding van een rechter tot een schikking te komen, via verschillende zittingen, tussentijdse deelbeslissingen, mediation, verplichte schikkingsvoorstellen en ingelaste periodes van verplicht overleg. Komen zij er samen niet uit, dan kan de rechter de schade zelf begroten: een stok achter de deur voor het geval een van de partijen weigert mee te werken.

Zorgvuldig maar inefficiënt

De procedure kent heel veel verschillende stappen om ongewenste neveneffecten te voorkomen, zoals een groeiende claimcultuur of een zodanige versterking van de positie van gedupeerden dat bedrijven in de hoek worden gedreven. Daarmee schiet het wetsvoorstel zijn doel voorbij, stelt de Raad voor de rechtspraak. Door dat zorgvuldigheidsstreven is een zeer langdurige en kostbare rechtszaak haast onvermijdelijk. Dat kan leiden tot blackmail settlements (de aangeklaagde partij betaalt om van het gezeur af te zijn) of uitrookscenario’s (de eisers worden op dermate hoge kosten gejaagd dat ze de strijd opgeven). Zo wordt het omgekeerde bereikt van wat de wetgever beoogt.

Onwerkbaar

Behalve ineffectief en inefficiënt vindt de Raad de procedure ook onwerkbaar. Belangenorganisaties van gedupeerden moeten bijvoorbeeld aan allerlei eisen voldoen – op het gebied van onder meer expertise en financiering – om een zaak te mogen aanspannen. De rechter moet dat ‘indringend’ toetsen. Dat kan de rechter niet, stelt de Raad; hij is geen toezichthouder maar een geschillenbeslechter, afhankelijk van de informatie die partijen hem geven. Bovendien acht de Raad de kans op een succesvolle afloop van de procedure klein. Als de partijen het oneens blijven over de hoogte van de schadevergoeding, heeft de rechter te weinig instrumenten om een regeling voor schadeafwikkeling vast te stellen. Dan ligt een eindeloos, voor de rechter onbeheersbaar gevecht op de loer, dat op niets uitloopt.

GEEN REACTIES