Kortingen pensioenfondsen raken ruim 5,5 miljoen mensen

De kortingen van totaal 68 pensioenfondsen raken circa 2 miljoen actieve deelnemers, 1,1 miljoen gepensioneerden en 2,5 miljoen slapers.

De totale pensioenverplichtingen van de 68 fondsen bedragen ongeveer 410 miljard. Geen van de fondsen heeft aangegeven per 1 april 2013 meer dan 7% te korten; 19 fondsen hebben van de mogelijkheid gebruik gemaakt de korting te maximeren op 7%. Deze cijfers zijn gepubliceerd door DNB.

Volgens de rapportage van de pensioenfondsen moeten 37 pensioenfondsen ook nog een voorwaardelijke korting aankondigen die eventueel wordt doorgevoerd per 1 april 2014. Het betreft dan 1,3 miljoen actieve deelnemers, 0,7 miljoen gepensioneerden en 1,1 miljoen slapers. Deze voor te nemen kortingen zijn nog niet definitief omdat ze mede afhankelijk zijn van de dekkingsgraad van pensioenfondsen per ultimo 2013. Ook deze per 1 april 2014 door te voeren korting kan worden gemaximeerd op 7% indien pensioenfondsen voldoen aan de voorwaarden uit het zogenoemde septemberpakket.

In vergelijking met de voorgenomen kortingen zoals deze vorig jaar door pensioenfondsen zijn besloten en aangekondigd, valt het aantal fondsen dat daadwerkelijk een korting moet doorvoeren, alsook de gemiddelde korting van deze fondsen, lager uit. Toen zag het er naar uit dat circa 103 pensioenfondsen met een herstelplan niet aan kortingen zouden ontkomen.

Deze ontwikkeling komt door een stijging van de dekkingsgraad per eind 2012 in vergelijking tot 2011. De gemiddelde dekkingsgraad per jaarultimo is uitgekomen rond 102%, een stijging in vergelijking met de 98,2% van ultimo december 2011. Behalve aan gunstige ontwikkelingen op aandelenmarkten, is dit herstel voor ruim 3 procentpunt toe te schrijven aan de introductie van de UFR bij de berekening van de waarde van de pensioenverplichtingen op langere termijn; een onderdeel uit het zogenoemde septemberpakket.

Beoordeling evaluatie herstelplannen door DNB gestart

Uiteindelijk 274 fondsen hebben begin februari in de evaluatie van hun herstelplannen aan DNB gerapporteerd of er nog steeds sprake is van een concreet en haalbaar herstelplan. Dat herstelplan moet er in voorzien dat het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) en het vereist eigen vermogen (VEV) binnen de wettelijk gestelde termijnen (respectievelijk binnen 5 en 15 jaren) worden bereikt. Toetsmoment daarbij was de financiële situatie van het fonds per 31 december 2012.

DNB gaat de komende maanden de evaluaties van de herstelplannen beoordelen. Dit betekent dat de ingediende evaluaties eerst worden getoetst op volledigheid. Vervolgens vraagt DNB waar nodig herrapportages op en wordt een inhoudelijke beoordeling van de ingediende evaluaties uitgevoerd. Bij de beoordeling van de ingediende evaluaties wordt enerzijds sectorbreed naar een aantal speerpunten gekeken zoals de gehanteerde premies en rendementen. Anderzijds vindt ook specifieke analyse op de ingediende evaluaties plaats, waarbij ook nadrukkelijk individuele fondskarakteristieken en risicoprofielen worden meegenomen in de afweging. Bij de fondsen die per 1 april 2013 een korting doorvoeren kijkt DNB bij de verdeling van de korting of het pensioenfonds een evenwichtige belangenafweging heeft gemaakt.

DNB streeft ernaar de evaluatie van de herstelplannen van de fondsen die per 1 april 2013 moeten korten vóór 1 maart 2013 af te ronden en die van de andere fondsen in herstel vóór 1 mei 2013. In mei zal DNB de resultaten van deze beoordeling op sectoraal niveau bekend maken.

Zie ook: Overzicht van pensioenfondsen die verlagen

GEEN REACTIES