Duurste bancaire lijfrente goedkoper dan goedkoopste verzekering

In het meest extreme geval ontvangt de klant 57% minder bij het verzekeringsproduct met de laagste uitkering dan bij de lijfrentespaarrekening met de hoogste uitkering.

Dit stelt MoneyView in haar Special Item Lijfrente 2012

Over het algemeen geldt dat de bankspaarproducten altijd de hoogste eindkapitalen kennen. Als naar de spread in het algemeen wordt gekeken, dan ontvangt de klant in het meest extreme geval 57% minder bij het verzekeringsproduct met de laagste uitkering dan bij de lijfrentespaarrekening met de hoogste uitkering.

De verschillen tussen de hoogste en laagste uitkering zijn in de uitkeringsfase aanzienlijk kleiner dan in de opbouwfase. Toch is ook hier duidelijk dat de spread bij levenslange uitkeringen bij de verzekeringsproducten groter is dan bij de bancaire variant. Ook nu nemen de verschillen toe naarmate de looptijd van de uitkering langer is, tot een verschil van 16% bij een levenslange uitkering bij een verzekering op twee levens.

Bij de vergelijking tussen direct ingaande lijfrenteverzekeringen en bancaire lijfrenterekeningen zijn de verschillen het grootst bij de verzekeringsproducten ‘op twee levens’. Met uitzondering van de looptijd van 10 jaar, geldt ook nu weer dat het bankspaarproduct met de laagste uitkering nog altijd een hogere uitkering kent dan het verzekeringsproduct met de hoogste uitkering, ondanks het feit dat er bij de verzekering op twee levens is uitgegaan van ‘slechts’ 70% overgang op de medeverzekerde en er bij banksparen 100% overgaat op de nabestaanden.

Als naar de spread in het algemeen wordt gekeken, dan is in het meest extreme geval de uitkering bij het verzekeringsproduct met de laagste uitkering 39% lager dan de uitkering bij de lijfrentespaarrekening met de hoogste uitkering.

Voordelen banksparen nemen toe

Volgens de cijfers van het Centrum voor de Verzekeringsstatistiek (CVS) is er in 2011 € 706 miljoen ingelegd in traditionele koopsomverzekeringen, wat een daling is van € 190 miljoen ten opzichte van 2010 (€ 896 miljoen). Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceert de cijfers van de ingelegde bedragen op bankspaarrekeningen. Uit deze cijfers blijkt dat het saldo op bankspaarrekeningen voor pensioenopbouw per 31 december 2011 met € 1,58 miljard is toegenomen ten opzichte van ultimo 2010.

Dit is echter een geaggregeerd cijfer voor pensioenopbouw, in deze cijfers zitten zowel sparen (variabele en vaste rente) als beleggen en zowel periodieke als eenmalig ingelegde bedragen in 2011. Toch kan hieruit de conclusie worden getrokken dat de markt van bankspaarproducten voor pensioenopbouw inmiddels groter is dan die van verzekeringsproducten. Als namelijk ook de productiecijfers van verzekeringen tegen periodieke premiebetalingen en verzekeringen in beleggingseenheden worden meegeteld, dan komt het totaal aan ingelegde bedragen in verzekeringsproducten voor pensioenopbouw in 2011 op € 877,5 miljoen. Vertaald naar marktaandelen komt banksparen voor pensioenopbouw daarmee op 65% en verzekeren voor pensioenopbouw op 35%.

Per 1 oktober is de Faillissementswet aangepast. Het saldo van bancaire lijfrentes blijft vanaf 1 oktober buiten het faillissement en buiten eventuele beslaglegging. ZPP-ers en freelancers die via een lijfrente sparen voor hun pensioen liepen het risico de opgebouwde lijfrente kwijt te raken wanneer hun onderneming failliet ging. Omdat voor lijfrenteverzekeringen wél een faillissementsbescherming gold, kozen veel zelfstandigen voor de verzekeringsvariant. Met deze wetswijziging is dat verschil tussen banksparen en verzekeren opgeheven. Maar bij een lijfrenteverzekering kan echter nog steeds beslag worden gelegd op het gespaarde kapitaal. Dus de voordelen van banksparen ten opzichte van verzekeren lijken alleen maar toe te nemen.

GEEN REACTIES