CPB berekent totale generatie- en premie-effecten van pensioenregels 2015

Het gaat om de totale verwachte effecten van alle door het kabinet voorgestelde aanpassingen en de gevolgen van het pensioenresultaat van deelnemers van 25, 50 en 70 jaar.

Het CPB heeft deze berekeningen gemaakt op verzoek van leden voor het CDA van de Eerste en de Tweede Kamer.

Het CPB heeft eerder in separate CPB Notities de effecten van de versobering van het Witteveenkader, de aanpassing van het Financieel Toetsingskader en van de wettelijke parameters gerapporteerd.

De Kamerleden vragen naar de totale verwachte generatie- en premie-effecten, bij premiedemping op basis van verwacht rendement en bij premiedemping op basis van de risicovrije rente, bij de huidige stand van zaken. Daarnaast vragen zij inzicht in het effect van alle wijzigingen tezamen op het mediane pensioenresultaat van een deelnemer van 25, 50 en 70 jaar. Ten slotte vragen zij naar het effect van het volledig inzetten van het vermogenssurplus voor inhaalindexatie in plaats van een vijfde hiervan, het verlagen van de indexatiedrempel van 110% naar 105% en het afzien van aanpassing van de UFR. Deze notitie bevat de gevraagde analyse.

Het CPB komt tot de volgende conclusies:

De generatie-effecten van de voorgestelde aanpassingen van de pensioenregels met ingang van 1 januari 2015 zijn voor een gemiddeld fonds per saldo beperkt. Door de aanpassing van het Financieel Toetsingskader hebben ouderen minder kans op forse kortingen, maar ook minder kans op snelle (inhaal)indexatie.

De door het CDA genoemde mogelijke wijzigingen van de kabinetsplannen leiden tot meer (inhaal)indexatie op korte termijn. Ze verhogen het netto-profijt van de huidige ouderen; het netto-profijt van toekomstige deelnemers wordt hierdoor negatief.

De versobering van het Witteveenkader heeft een neerwaarts effect op de pensioenpremie, de aanpassing van het FTK en de invoering van de nieuwe parameters hebben een beperkt opwaarts effect. Per saldo zullen de pensioenpremies naar verwachting dalen met 13% in 2014 en 2015 samen. Indien de recente daling van de rente lang aanhoudt, vormt dit een opwaarts risico voor de premie op middellange termijn.

Generatie-effecten

Door de voorgestelde aanpassing van het FTK wordt de pensioenuitkering op korte termijn minder onzeker, aangezien er minder snel toeslagen verleend worden en minder snel gekort wordt. Per saldo schuift het herziene FTK iets meer risico van ouderen naar jongeren, maar hanteert ook een iets grotere buffer. De bandbreedte van het pensioenresultaat van de 70-jarigen in 2015 neemt door de aanpassingen af, maar het mediane pensioenresultaat valt wat lager uit.

Het pensioenresultaat van de 25-jarigen in 2015 is iets lager door de beperking van het fiscale kader. Na de aanpassing van het FTK resulteert gemiddeld een wat grotere buffer, waardoor er bij het hier gehanteerde contract vaker een premiekorting mogelijk is. De premiekorting telt wel mee bij de generatie-effecten, maar is niet zichtbaar in het pensioenresultaat.

De vervangingsratio van het aanvullend pensioen ten opzichte van het eerdere pensioengevend inkomen valt door de aanpassingen in de pensioenregels over een periode van tien jaar in de mediaan zo’n 5%-punt lager uit, maar bij ongunstige scenario’s juist 5,5%-punt hoger.

De aanpassingen in de pensioenregels hebben geen gevolgen voor de AOW. Voor een gemiddelde gepensioneerde, waarvoor de AOW en het aanvullend pensioen ongeveer even hoog zijn, zijn de effecten op het totale pensioeninkomen ten opzichte van het eerdere looninkomen dus maar half zo groot.

GEEN REACTIES