A.s.r. moet ‘onduidelijke’ poliskosten beleggingsverzekering terugbetalen

A.s.r. moet ‘onduidelijke’ poliskosten beleggingsverzekering terugbetalen
© Pixabay

A.s.r. moet een echtpaar de betaalde poliskosten voor een beleggingsverzekering terugbetalen, omdat de hoogte en samenstelling van deze kosten niet uit de voorwaarden af te leiden waren. In deze uitspraak baseert de Commissie van Beroep van het Kifid zich op jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie inzake de Europese richtlijn ‘Oneerlijke bedingen voor consumenten-overeenkomsten’. Hiermee wijkt De Commissie van Beroep gedeeltelijk af van een eerdere uitspraak van de Geschillencommissie van het Kifid in dezelfde zaak.

Het echtpaar sloot eind 2001 een beleggingsverzekering af voor het aflossen van een hypotheek (Falcon LevensPlan) bij een rechtsvoorganger van A.s.r. met een looptijd van 27 jaar. In 2011 en 2012 liet de verzekeraar het echtpaar via brieven weten dat zij de verzekering over konden sluiten naar een ander product. Het echtpaar heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Zij hebben zich bij het Kifid onder meer beklaagd over de gebrekkige informatie vooraf en over kosten, die door de verzekeraar onterecht in rekening zouden zijn gebracht.

Voor de beleggingsverzekering van deze consumenten zijn de Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers uit 1998 (Riav 1998) en de door het Verbond van Verzekeraars opgestelde Code Rendement en Risico 1998 (CRR 1998) van belang.

Oneerlijk beding
In navolging van de Geschillencommissie oordeelt de Commissie van Beroep dat A.s.r. de consumenten vóór het afsluiten van de beleggingsverzekering naar behoren heeft geïnformeerd over beleggingstechnische kosten, de investeringskosten en de zogenoemde eerste kosten. Voor de poliskosten ligt dat anders.

De Commissie van Beroep concludeert, in afwijking van de uitspraak van de Geschillencommissie, dat de vermelding ‘poliskosten zullen maandelijks aan de verzekering worden onttrokken in verband met administratiekosten’ niet toereikend is. Over de nominale hoogte en het procentuele beslag op de premie ontbreekt informatie. Ook is het beding niet duidelijk en begrijpelijk, zoals de Europese richtlijn ‘Oneerlijke bedingen’ voorschrijft. In een overeenkomst moet op een transparante manier uitgelegd worden hoe het mechanisme van de poliskosten, het zogenoemde beding, werkt. Zodat een consument kan inschatten wat de financiële gevolgen van het beding voor hem of haar zijn.

De Commissie van Beroep concludeert dat in deze zaak beide consumenten op basis van de overeenkomst de economische gevolgen van het beding niet hebben kunnen inschatten. De verzekeraar heeft de concrete werking van het mechanisme van het betreffende beding niet transparant uitgelegd. Op geen enkele manier wordt toegelicht wat er onder de poliskosten valt en welke factoren de hoogte van de poliskosten bepalen.

Dit brengt de Commissie van Beroep tot het oordeel dat het beding van de poliskosten niet duidelijk en begrijpelijk is. Deze uitspraak van de Commissie van Beroep ligt in zoverre in het verlengde van een uitspraak afgelopen jaar (CvB 2018-041), maar wordt aangevuld als het gaat om goede trouw.

Geen rechtstreekse tegenprestatie
Het beding over de poliskosten is ook in strijd met de volgens de Europese richtlijn vereiste goede trouw, zegt de Commissie van Beroep. De hoogte van de poliskosten stond op voorhand niet vast en de verzekeraar kon de poliskosten eenzijdig vaststellen. Ook staat tegenover de poliskosten geen rechtstreekse tegenprestatie van de verzekeraar, terwijl deze kosten een negatief effect hebben op het beleggingsresultaat voor deze consumenten. Redelijkerwijs kon de verzekeraar er niet van uitgaan dat consumenten het beding over de poliskosten hadden geaccepteerd, als hierover op een eerlijke en billijke manier was onderhandeld.

Het beding is dan ook oneerlijk en daarom niet van toepassing, concludeert de Commissie van Beroep. De verzekeraar moet de ingehouden poliskosten vermeerderd met de wettelijke rente terugbetalen aan deze consumenten. Daarnaast moet de verzekeraar de kosten voor rechtsbijstand en de bijdrage voor de beroepsprocedure vergoeden.

Hefboom- en inteereffect
De Commissie van Beroep heeft ook een aantal andere bezwaren van deze consumenten opnieuw beoordeeld. Zoals over het zogenaamde hefboom- en inteereffect, nazorg en hersteladvies, advisering en dwaling. Op al deze onderdelen volgt de Commissie van Beroep de eerdere uitspraak van de Geschillencommissie.

De uitspraak CvB 2019-007 is bindend. Deze uitspraak van de Commissie van Beroep vervangt op het punt van de poliskosten de eerdere uitspraak van de Geschillencommissie. Voor het overige blijft de uitspraak GC 2016-529 in stand.

Bron: Kifid

GEEN REACTIES